Tekstweergave van GA-1936_JB033_00084
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Poging
tot
nauwkeurige
tijdsbepaling.
Terwijl
Cl.
J.
Visscher
bij
het
maken
van
zijn
prent
van
het
oude
stadhuis,
die
als
dlustratie
zou
dienen
voor
de
Latijnsche
editie
van
de
Beschrijving
van
Amster
-
dam
(1611),
zijn
volle
aandacht
wijdt
aan
alles
wat
het
schilderachtig
aspect
kan
verhoogen,
zooals
de
deels
afgevallen
pleisterlaag
van
den
toren,
waardoor
de
grove
gebakken
steen
bloot
komt,
evenals
de
witte
gehouwen
steen,
die
wel
tufsteen
zou
kunnen
zijn
bij
den
ingang,
en
ons
alleen,
waarschijnlijk
nauwkeurig,
de
simpele
traceeringen
boven
de
vensters
van
de
kamers
van
burgemeesters
en
die
der
thesauriers
doet
kennen,
gaat
Saenredam’s
belangstelling
ineen
geheel
andere
richting.
Voor
hem,
den
teekenaar
van
vele
afbeeldingen
van
Romaansche
en
Gothische
kerkinterieurs,
was
deze
vierschaar
met
zijn
merkwaardige
profileeringen
en
ongewone
kapiteelen
een
object
van
bijzondere
studie,
dat
hij
niet
heeft
los
-
gelaten,
dan
na
den
Inventaris
volledig
te
hebben
opgemaakt.
Zoowel
deze
kapiteelen,
waarvan
dat
aan
den
noordkant
met
een
eigenaardig
motief
versierd
is,
als
de
combinatie
van
de
geprofileerde
rondbogen
met
de
spits
-
boogtraceenng,
geven
den
weg
aan
om
tot
een
vrij
nauwkeurige
tijdsbepaling
te
komen.
De
versiering
van
het
kapiteel
van
de
meest
noordelijke
zuil
bewijst,
dat
wij
met
onze
tijdsbepaling
tot
slechts
weinig
later
dan
de
vroege
Gothiek
terug
mogen
gaan.
Deze
versiering
toch
is
die
met
het
eeuwenoude
vlechtmotief,
dat
bij
den
Romaanschen
bouwstijl
veelvuldig
werd
toegepast,
maar
even
abrupt
als
de
strakke
rondboog
bij
het
intreden
van
de
Gothiek
verdwijnt.
Bij
het
derde
kapiteel
aan
den
zuidkant,
waarvan
de
rechterhelft
nog
juist
zicht
-
baar
is,
zien
wij
inde
vlakke
ontplooiing
van
het
kapiteel
uit
de
zuil
nog
een
vorm,
die
vaag
herinnert
aan
de
kapiteelen
der
Sint
Bavokerk
te
Aardenburg
(1243)
1
.
Ook
de
beide
andere
kapiteelen
aan
de
zuidzijde
vertoonen
weinig
voorkomende
overgangsvormen,
die
moeilijk
te
doorzien
zijn.
Ongetwijfeld
moeten
wij
voor
de
dateenng
ook
van
deze
kapiteelen
tot
het
begin
der
veertiende
eeuw
terug.
Daar
m
mijn
betoog
de
weinig
voorkomende
combinatie
van
rondboog
en
spitsboog
voor
de
tijdsbepaling
een
sprekend
element
zou
vormen,
verheugde
het
mij
zeer
vaneen
zeer
ervaren
en
gezaghebbend
beoordeelaar
de
treffende
opmerking
te
mogen
1
Zie
Vermeulen.
Handboek
afb.
272.
16