Tekstweergave van GA-1935_MB022_07098

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM wel zal aantrekken, behalve het slot, dat wij cursiveeren. D. C. Meyer jr. heeft nog vóór hij in 1897, in „Amsterdam inde 17e eeuw” zijn hoofdstuk over de Jordaan schreef, duidelijk zijn meening over het onderwerp gezegd. Wij herstellen daarmee tegelijk een verzuim. Reeds in 1888 plaatste hij een opstel over „De uitbreiding van Amsterdam inde zeventiende eeuw” inden eersten jaargang van het Am - sterdamsch Jaarboekje. Een geheele alinea op blz. 145 laten wij hier onverkort volgen: „Het (stadsdeel) heeft (dan ook) zijn eigen naam gekregen: de Jordaan, een naam die reeds tot vele gissingen aanleiding heeft gegeven, waarvan de meest verbeide geen enkele waarschijnlijkheid voor zich heeft, want inde 17e eeuw was het woord dat de Franschen voor bloemhof bezigen geen woord, dat Zooveel burgerrecht verkregen had om inden volksmond te kunnen verbasteren. Eer nog zouden we den - ken aan een verbastering van het woord Jurisdictie, waarmede het stedelijk grond - gebied buiten de poorten wel eens werd aangeduid, en dat mogelijk reeds voor de vergrooting, inde volkstaal, de naam was van de voorstad, die nu binnen de muren werd getrokken. Ook is mij nog steeds de meening niet vreemd dat onze bijbel - vaste voorouders den uithoek over de Prinsengracht schertsend „het land over de Jordaan'” noemden .” Deze aanhaling toont aan, dat wij nog temeer reden hadden dan we schreven op blz. 80, om de prioriteit toe te kennen aan den heer D. C. Meyer jr, onzen eersten voorzitter, voor de afleiding, welke in 1915 door dr. Beets zoo overtuigend met een overvloed van bewijzen is vastgesteld. Volledigheidshalve wenschen wij nog melding te maken vaneen proeve van verklaring hoewel deze geen steun heeft gevonden. Zij werd gegeven door onzen vroegeren medewerker, nu wijlen mr. F. E. Posthumus Meyjes, inden eersten jaargang van dit maandblad (1914, bl. 21, 22). Hij gaf een inleidende beschouwing, die haar waarde behoudt. De oplossing Jordaan-Jardin heeft mij nooit kunnen bevredigen. Ten eerste op phonetisch - dialectische gronden: het klinkt zoo weinig waarschijnlijk dat de bewoners van die buurt het door hun Fransche medeburgers goed-Fransch uitgesproken jardin hebben veramsterdamscht tot Jordaan. Waar bleef de j, die natuurlijk ineen scherpe Amsterdanische s had moeten over - gaan (vgl. jus = su, Jeannette = Senet, ook Georges = Sors, enz)? Waar kwam de o vandaan, terwijl de a toch noodwendig veranderen moest ineen toonlooze e (vgl. pardon = perdon. Marie Merie, madame = medam, enz.) En waarom veranderde de uitgang din, als hij geschreven werd, niet op zijn Jordaans in dijn, met bij de uitspraak een zwaren nasaalklank naar ae of aa? M.a.w.: het Fransche woord jardin moest inden mond van buurtbewoners worden tot „serdaen”, en kon onmogelijk veranderen in het beschaafde „jordaan”. Daar dit woord geen officieele naam is geworden, maar een volksuitdrukking is gebleven voor den verzamelnaam van de buurt, is er ook geen enkele aanwijzing dat het later langs ambtelijken overheidsweg zou zijn verfraaid tot zijn huldigen vorm. De schrijver herinnert, dat de stad oudtijds was omgeven dooreen breeden aarden wal van twaalf bolwerken, die door lange gordijnen waren verbonden. Een gordijn of gording is inde vestingbouwkunde, de verbinding tusschen twee versterkte plaatsen van den muur of van den wal; bij de vergrooting van 1612 werd een stuk lands binnen de veste getrokken (de tegenwoordige Jordaanbuurt) en zoo ontstond er een nieuwe gording of gordijn, verderop gelegen dan de vorige. Zou het nu niet mogelijk zijn dat de spraakmakende gemeente, met een „pars pro toto” het stadsdeel dat binnen de nieuwe omwalling kwam te liggen, dat gording of de gordijn noemde en dat zoo de naam Jordaan is ontstaan? Phonetisch-plat-Am ster - damsch achtte de schrijver dezen overgang zeer goed verklaarbaar. 1 ) De heer Posthumus Meyjes heeft een oproeping gedaan om te weten wat zijn meer deskundige medeleden hiervan dachten, maar hij heeft slechts één antwoord ontvangen en dat was niet instemmend. Prof. dr. F. A. Stoet schreef (mbl. 1914, x ) Een term uit de vestingbouwkunde, ook door den heer P. M. genoemd, heeft internatio - nale verspreiding gekregen, maar juist in omgekeerden zin, want hij is overgegaan van het Nederlandsch in het Fransch. Uit „bolwerk” is immers „boulevard” ontstaan. 98