Tekstweergave van GA-1935_MB022_07095

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTËLODAMUM In het zuiden deed uitbreiding der bebouwing achter Vondelpark en Concert - gebouw tot het Noorder Amstelkanaal de bevolking toenemen van 22.000 in 1909 tot 38.000 in 1920 en 43.000 in 1930. Na 1920 ontstaan aan de andere zijde van het Noorder Amstelkanaal nog de Apollo- en Stadionbuurt met reeds meer dan 12.000 zielen in 1930. Tusschen Stadhouderskade en Ceintuurbaan blijft van 1910 tot 1920, evenals inde oude buurten in West de bevolking vrij stabiel (43.000). Van 1920 tot 1930 begint echter ook hier de ontvolking (van 43.000 op 33.000). Tusschen Ceintuurbaan en Jozef Israëlskade deed de nieuwbouw de bevolking nog toenemen van 15.000 in 1909 tot 29.000 in 1920 en 35.000 in 1930, terwijl de na 1920 verrezen Amstellanen en omgeving in 1930 reeds aan 27.000 zielen huisvesting boden. In Oost ziet men eenzelfde ontwikkeling. De bevolking der oudere buurten (Weesperzijde, Oosterpark- en Dapperbuurt) blijft van 1909 tot 1920 vrijwel gelijk (61 000 a 62.000) doch loopt nadien terug tot 49.000 in 1930. Daarnaast ontwikkelt zich echter de Transvaalbuurt van 2100 tot 10.000 in 1920 en 19.000 inwoners in 1930, en de Indische buurt welke in deze jaren resp. 10.000, 22.000 en 50.000 inwoners telt. De bevolking van het in 1920 geannexeerde Watergraafsmeer steeg van 11.000 tot 25.000, in hoofdzaak ten gevolge van den nieuwbouw tusschen Midden - weg en Rangeerterrein (4000 tot 10.000) en het ontstaan van het Tuin- en Betondorp (in 1930 7500 inwoners). De ontwikkeling benoorden het Y dateert van na 1909. Toen woonden hier nog geen 1000 zielen. In 1920 was dit aantal gestegen tot ruim 15.000, zonder de 7000 bewoners van het toen geannexeerde gebied. In 1930 werden benoorden het Y niet minder dan 48.000 Amsterdammers geteld. Het spreekt vanzelf, dat het bovenstaande maar een globaal beeld geeft van de bevolkingsbeweging binnen de gemeentelijke grenzen. De volkstellingen geven slechts momentopnamen, laten slechts zien, hoe per saldo ten gevolge van geboorte en sterfte, van vestiging en vertrek uit en naar andere gemeenten en van de ver - huizingen’binnen de stad van het eene stadsgedeelte naar het andere de toestand inde afgeloopen tien jaar is gewijzigd. De werkelijke verplaatsing der bevolking van de eene buurt naar de andere kan men, zoowel wat omvang als richting aangaat, eerst leeren kennen uiteen naar buurten gesplitste verhuizingsstatistiek. Tenslotte nog een enkel woord over de dichtheid der bevolking. Met het gebruik der daarvoor berekende cijfers dient men voorzichtig te zijn, en kennis van den plaatselijken toestand is daarbij vereischt. Als voorbeeld kan hier dienen het feit, dat voor de gemeente als geheel de bevolkingsdichtheid op 31 December 1920 140 per ha bedroeg, waarmee Amsterdam tot de dichtstbevolkte gemeenten van ons land behoorde, terwijl den dag daarop, 1 Januari 1921 met de annexatie vaneen uitgebreid landelijk gebied, deze dichtheid nog slechts 40 per ha bedroeg. Bij vergelijking van de cijfers voor de afzonderlijke stadsgedeelten zij men evenzoo op zijn hoede. In die per ha van het totaalo ppervlak omvat de oppervlakte, behalve het Ijebouwde gedeelte ook de straten, pleinen, grachten, plantsoenen, alsmede grootere vaarwaters en parken, de haven- en industrie-terreinen en nog niet bebouwde bouw- en andere terreinen. De toevallige loop der buurtgrenzen kan daarbij van grooten invloed zijn op de onderlinge verhouding dezer dichtheidscijfers. Helaas was het niet mogelijk dein het algemeen niet tot het normale stadsbeeld behoorende oppervlakten buiten beschouwing te laten. Wel konden voor de bij de volkstelling gebruikte buurt - combinaties dichtheidscijfers berekend worden, waarbij de oppervlakte beperkt bleef tot de bouwblokken met ingesloten tuinen x ). o i) e bebouwde oppervlakte van speciale industrie-, haven- en opslagterreinen is buiten beschouwing gelaten. Het was echter niet mogelijk winkels, werkplaatsen, kantoren, e.d. af te zonderen, welke veelal met daaronder, -boven en -naast gelegen normale woningen één bouwblok vormen Vooral voor de binnenstad kan dit de cijfers natuurlijk nog al beïnvloeden. 95