Tekstweergave van GA-1935_MB022_07086

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM DREBBEL—YAN LEEUWENHOEK Wanneer dr. Naber zijn Drebbel-paardje bestegen heeft en met zijn scherp - gepunte lans om zich heen zwaaiend, luk-raak stooten uitdeelt, zal ieder ver - standig mensch in zijn tent blijven, ook al heet hij Achilles of Hector. Maar aangezien de wereld sinds de schepping slechts twee wijzen heeft voortgebracht (Drebbel is groot en Naber zijn profeet!), behoor ik tot de dwazen, die zich uit hun tent laten lokken en waag ik het dr. Naber volgende vragen te stellen: le. Waar ter wereld heb ik gezegd of neergeschreven, dat Van Leeuwenhoek de uitvinder van den microscoop (enkelvoudig of samengesteld) is geweest? Dr. Naber leze het „Vakblad voor Biologen” 1932, blz. 118, Noot 3, waar ik iemand, die zulks beweerde, een terechtwijzing gegeven heb. 2e. Heeft dr. Naber gelezen, hetgeen ik in Amstelodamum (1934, blz. 94) over de uitvinding van den microscoop schreef? Mijn oordeel stemt overeen met hetgeen wij in dr. Tierie’s Dissertatie over Drebbel op pag. 53 lezen: ~....it is almost impossible to come to a definite conclusion, based on such data as we have at our disposal at present, as to whether or not Drebbel was the first to construct a composite microscope consisting of two convex lenses”. 3e. Heeft dr. Naber gelezen, wat dr. Dobell schrijft in zijn „A. van Leeuwenhoek and his „little” animals” blz. 363: „Leeuwenhoek did not use a microscope, but only a simple lens; so that the invention of the compound instrument (which occurred before he was bom) has no hearing whatsoever upon his own work or discoveries” ? Dr. W. H. van Seters DREBBEL (Antwoord aan dr. van Seters) Aan wie de schuld dat Drebbel’s papieren nog steeds zoo laag genoteerd staan? Antwoord: Leeuwenhoeck cum suis. Bewijs: Te Goettingen is een oud boekje, waarin woorden van Leeuwenhoeck of diens vader of stiefvader of weet ik veel staan afgedrukt. Dat is te tam en te onnoozel om laster te heeten; het is eenvoudig „klatsch” als vaneen afgewezen adspirant-schoonzoon of .... weggezonden knecht. De supporters van Leeuwen - hoeck, hoewel fel op elk feit, spoor of aanduiding' hem betreffend, hebben zich dan ook nooit beijverd om uit dat boekje te halen wat er inzit; althans wijlen archivaris Bouricius van Delft verlangde van mij dat ik het te zijnen behoeve nog weer eens uit Goettingen zou laten komen en hem toezenden; voor welk werkje ik beleefdelijk dankte; ik kende en excerpeerde dat boekje reeds veertig jaar geleden en noemde het in het Motto van mijn lijvig artikel in Oud-Holland 1904. Derhalve verlang ik geen pennestrijd met L’s supporter dr. van Seters. Ik heb hem niet aangevallen, maar slechts uit zijn tent gelokt en meen te kunnen volstaan met zeer korte antwoorden op zijn categorische vragen. 1. Mij onbekend. 2. Ja. 3. Ja. Het liefst ware mij een rustig mondeling onderhoud, zooals ik jaren geleden met dr. van Seters hebben mocht. Immers ik vroeg het bewuste boekje nogmaals aan, en archivaris Ebell had het in handen op de Koninklijke Bibliotheek, zie N. R. Ct. 4 Juli j.l. Over het bezoek van L. aan Hamburg, in 1713, valt nog wel wat te praten. De schrijver van het boekje heeft daar Leeuwenhoeck geïn - terviewd en was niet de eerste de beste; hij heeft Czar Peter een optische proef vertoond en een brandspiegel van 2000 Thai er gemaakt voor den keurvorst te Maintz; en L. gevraagd naar de proeven die Drebbel beschrijft in zijn befaamden brief aan Rietwijck. Leeuwenhoeck noch iemand anders van het gezelschap, dien dag te Hamburg bijeen, kon erbij hoe Drebbel zijn eigen levende beeltenis op den muur projecteerde, ofschoon deze mededeeling, evenals Daniël 5 vs. 5 om een verklaring roept-, die m.i. ook te geven is. H. A. Naber 86