Tekstweergave van GA-1935_MB022_07082
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„Het
Groot
Nederduitsch
en
Fransch
Woordenboek
van
P.
Marin,
4de
druk,
Rotterdam
1768,
waarin
men
o.a.
leest:
Jordaan.
Vermaarde
vloed
in
Judea.
t’
Oude
Joodsche
Land.
...
De
Prinsegraft
werd
’t
Amsterdam
onder
’t
gemeene
Volk
Jordaan
genaamd.
Hij
woont
ergens
over
de
Jordaan.
II
demeure
quelque
part
au
deld
du
Prinsegraft.
En
uit
Bacliiene
*)
Beschrijving
der
Vereenigde
Nederlanden,
I
457
(Ao.
1773):
~De
derde
vergrootinge
begon
in....
1612.
Men....
delfde
de
Keisers-
en
de
Princegraft;
en,
buiten
dezelve,
verscheidene
dwars
grachten,
die
met
de
Prince
-
gracht,
gemeenschap
hebben;
doorsnydende
dien
oord
der
Stad,
welke
somwylen,
over
den
Jordaan
genaamd
word”.
Dr.
Beets
heeft
hier
ter
plaatse,
inden
veertienden
jaargang
van
dit
maandblad,
1927,
blz.
21,
een
nalezing
gegeven
en
daarbij
een
nieuwe
bewijsplaats.
Ten
eerste
resumeert
hij
hoe
hij
zich
den
ontwikkelingsgang
van
den
naam
Jordaan
te
Am
-
sterdam,
historisch
voorstelt.
Als
volgt:
de
Jordaan
is
als
volksbenaming
ontstaan
uiteen
schertsend
vergelijken
van
het
nieuwe
stadskwartier
aan
de
overzij
van
de
Prinsengracht
met
het
Overjordaansche
ten
opzichte
van
het
Joodsche
land.
Die
in
’t
nieuwe
kwartier
wonen,
beschouwt
men,
en
men
spreekt
van
hen,
inden
eersten
tijd
der
bewoning
en
nog
lang
daarna,
als
wonende
over
den
Jordaan;
dan
en
dus
wordt
de
Jordaan
een
naam
voor
de
Prinsengracht
(althans
voor
een
gedeelte
daarvan);
deze
benoemingen
worden
dra
iets
gewoons;
men
is
zich
alsdan
nauwlijks,
en
spoedig
zoo
goed
als
niet
meer
bewust,
dat
er
vergelijkingen
in
zitten;
en
wat
eigenlijk
spelende
benaming
was
voor
de
scheidende
gracht
wordt,
bij
onwille
-
keurige
verwisseling,
inden
volksmond
de
naam
voor
’t
aan
de
overzij
gelegen
kwartier.
De
nieuwe
bewijsplaats
dagteekent
uit
het
overgangstijdperk,
toen
voor
het
overkwartier
zelf
de
naam
Jordaan
al
burgerrecht
had,
waar
tegelijkertijd
toch
óók
nog
aan
de
bewoners
van
dat
overkwartier
gedacht
werd
als
aan,
en
van
hen
gesproken
werd
als
van
stadgenooten,
menschen,
iemands
vrienden,
over
den
Jordaan.
De
aanhaling
(die
we
hier
alleen
kort
zullen
weergeven)
is
uiteen
pamflet
uit
den
patriottentijd
(omstreeks
1783)
inden
trant
van
de
oudere
schuitepraatjes.
Het
geschrift
onder
den
titel;
„De
Hellevegen
inde
Trekschuit”,
is
vol
gepeperde
volkstaal.
De
samenspraak
gaat
tusschen
den
schipper,
enkele
heeren
en
dames,
die
blijkens
hun
spreekwijze
tot
den
beschaafden
stand
behooren,
en
de
hellevegen,
die
volstrekt
niet
op
haar
mondje
zijn
gevallen
en
telkens
gemeene
straattaal
uit
-
slaan.
De
aanvoerster
is
Kaat
Spinnesnor,
die
ineen
tweegesprek
met
Mijnheer
Nieuwendijk
vertelt,
waar
zij
van
boord
moet.
Zij
woont
nl.
„Hinde
Jan
Britten
-
gang,
hop
de
Baangragt
bay
’t
Fransepad,
hinde
Jordaan
”.
De
reis
en
het
gesprek
gaan
voort,
totdat
het
grootste
deel
van
het
gezelschap
aan
„den
Noordwijkerhoek”
van
de
schuit
gaat.
Men
neemt
afscheid,
ieder
naar
zijn
eigen
stijl
en
trant,
een
der
heeren
op
ironische
manier
met:
„Goe
reis
Mevrouw
Catharina
Helleveeg!
De
groetenis
aan
je
kostelijke
Vrinden
over
de
Jordaan”.
Waarop
de
hiermee
be
-
doelde
Kaat
Spinnesnor
den
spreker
met
een
vloed
van
gemeene
scheldwoorden
overlaadt.
We
hebben
het
betoog
van
dr.
Beets
alleen
in
het
kort
weergegeven,
maar
het
is
naar
onze
meening
overtuigend
en
ook
zóó
voldoende
gestaafd.
Mej.
A.
Margaretha
van
Gelder
heeft
in
haar
degelijk
werkje
over
de
straatnamen
de
redeneeringen
van
Ter
Gouw
en
van
anderen
omstandig
weergegeven
(niet
echter
het
door
D.
C.
Meijer
Jr.
opgemerkte
over
het
Overjordaansche!),
maar
van
hetgeen
dr.
Beets
aan
het
licht
had
gebracht,
heeft
zij
geen
melding
gemaakt.
Zij
heeft
dit
niet
kunnen
doen,
want
haar
boekje
verscheen
in
1913,
twee
jaar
dus
vóór
het
artikel
in
het
*)
Dit
is
notabene
de
„Maastrichtsche
predikant”
van
ter
Gouw,
wiens
naam
hij
alleen
in
een
noot
vermeldde
en
wiens
„oud-testamentische
allusie
over
het
Overjordaansche”
hij
een
-
voudig
passeerde.
(Wat
zou
die
man
heel
in
Maastricht
er
van
weten,
en
wat
had
hij
zich
met
iets
zoo
Amsterdamsch
te
bemoeien!)
82