Tekstweergave van GA-1935_MB022_07081

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM (verbasterd van Jurisdictie) herinnerde, dan dat het kwartier dien naam met zou hebben behouden. En juist door de omstandigheid dat het door de vorstelijke hoofdgrachtenwas afgescheiden van de oude binnenstad, maakte er nog meer een afgesloten geheel van. Onwillekeurig dachten de zeventiende-eeuwers, als zij zich naar het overblijfsel der oude Jordikzie begaven, aan het land over de Jordaan, dat in dezelfde verhouding stond tot het Joodsche land in zijn geheel, als deze achter-wiik tot Amsterdam, en eer men ’t wist was „Jordiksie” verbasterd en verkort tot „Jordaan”, welke naam in later eeuw door ieder Amsterdammer werd gebruikt om de schuinsloopende grachten en straten tusschen Brouwersgracht en Leidsche - gracht aan te duiden, zonder dat iemand eigenlijk meer wist waarom. Toen men naar den oorsprong van den zonderlingen naam ging gissen, beuzelde men zelts van Jardin, alsof dit woord ooit gelijk zooveel andere Fransche woorden in ons land burgerrecht verkregen had, en van Fransche uitgewekenen, alsot die in het tijdperk van 1615—1660 in zóó groeten getale hier waren komen wonen om den naam aan een stadsdeel te geven! . . D C. Meijer Jr. had het goede spoor gewezen, maar hij heeft geen sprekende bewijzen voor zijn opvatting bijgebracht. Die zouden eerst na zijn dood (m 1908) gegeven worden dooreen taalkundige van onbetwist gezag. In het 13de Jaarboek van Amstelodamum (1915) staat een artikel over „De Jordaan” (blz. 173 —180) door dr. A. Beets te Leiden, redacteur van het „Woorden - boek der Nederlandsche Taal”. *) Nadat de schrijver een overzicht heeft gegeven van alle vroegere onderzoekingen en gissingen over dit onderwerp, brengt hij een aantal bewijsplaatsen aan het licht voor zijn opvatting, die door D. C. Meijer Jr. was ingeleid en welke trouwens reeds door anderen telkens was aangeroerd, maar door niemand vastgehouden en uitgewerkt. Zoo had ook Ter Gouw reeds als de oudste bewijsplaats voor „de Jordaan”, de aandacht gevestigd op een gedic i van den Amsterdammer Robert Hennebo „Lof der Jenever”, in diens verzame e dichtwerken, zonder jaartal, maar omstreeks 1720 verschenen. In dat gedicht van Hennebo, hij was kastelein „In ’t Gulde Vlies” en woonde „Drie huizen van het Princenhof” komt de naam Jordaan driemaal voor, zonder omschrijving ot aanteekening. Ter Gouw trekt daaruit de gevolgtrekking dat de benaming toen (omstreeks 1720) reeds algemeen in gebruik moet zijn geweest, maar hij vond het niet noodig het gedicht te citeeren. Dr. Beets geeft daarentegen lange aanhalingen uit den „Lof der Jenever” en hij toont duidelijk aan, dat zij zijn op te vatten als bewijzen voor de schertsende vergelijking van het aan de overzij van de Prinsen - gracht gelegen stadskwartier met het „Overjordaansche” en voor daaruit voortgevloeide betiteling van die gracht met den naam van „de Jordaan . We° zullen hier niet alles overdrukken wat de heer Beets heeft bijeengebracht uit velerlei, thans zeer weinig bekende geschriften. Wij moeten daartoe naar het artikel zelf verwijzen. Hij citeert o.a. een parodieerend „Bruilofts-Heldendicht uit De Historie van Willem Leevend door Wolff en Deken, en als sprekend bewijs n Dr. Adriaan Beets, de oudste zoon uit het tweede huwelijk van prof. dr. Nicolaas (Hildebrand inde Camera Obscura), werd geboren te Utrecht in 1860. Hij promoveerde daar inde letteren, op een proefschrift overeen Middelnederlandse!! onderwerp, m 1880, nadat hij reeds van 1880—’81 lijdelijk leeraar was geweest m het Nederlandsch aan het gymnasium. Van 1886 tot ’BB was hij leeraar in geschiedenis en aardrijkskunde aan het Erasmiaansch oymnasium te Rotterdam. Toen werd hij medewerker te Leiden aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waarvan hij vervolgens eender redacteuren is behoorde hij ook tot de redactie van het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde, uitgegeven door de Leidsche maatschappij. Spoedig werd hij secretaris van die redactie, wat hij nog steeds is. Een aantal afleveringen van het groote woordenboek zijn door hem bewerkt. Voorts leverde hij vele bijdragen aan het genoemde tijdschrift en aan vele andere, als het wetenschappelijk maandblad het Museum, het Leidsch Jaarboekje enz. Toen op 28 Juli LL dr. Beets den ouderdom van 75 jaar had bereikt, is dezen bescheiden geteerde, die m den kring zijner ambt- en vakgenooten hoog wordt gewaardeerd, m enkele organen hulde gebracht. 81