Tekstweergave van GA-1935_MB022_07075

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM ruim gedacht, internationaal en wetenschappelijk pogen om zijn landgenoot (Galilei) eer te ontnemen ten koste vaneen Tedesco, een „Alkmaarschen Boer. Bij het lezen van het oordeel onzer Koninklijke Akademie te Amstelodamum zal hij wel iets als dit hebben gemompeld: „Kleinheidswaan siert een klem volk. Dev Haag, 20 Mei 1935. I)r - H - A - Naber Het verleden van „Publieke Wek - ken”. Mr. W. F. H. Oldewelt heeft in het Hbl. (van 17 April ayondbl.) uit - eengezet hoe het tegenwoordige departe - ment van Publieke Werken is ontstaan. Na de 15e eeuw, mag men aannemen, bestond er een college van fabriek- of timmermeesters, onder toezicht van bur - gemeesteren. Daarnaast kende men se - dert onheuglijke tijden, voor beslechting van geschillen over de grenzen van erven en huizen, het zg. „Zeventuig” of de uitspraak van de zeven naast geërfden. Het staat vast dat inde 16e eeuw het college van fabriekmeesters zich heeft ontwikkeld. Een fabrieksmeester met een „onderfabryck” had de leiding van den stadstimmertuin, gelegen op den Grim - burgwal ter plaatse van het latere O.Z. lleerenlogement. Onder hen stonden der stede-mctzelaer en der stede-tymmerman in wie we niet meer mogen zien dan bazen over het werkvolk. Belangrijke werken brachten burgemeesters eerst in de vroedschap om een machtiging te verkrijgen. Nadat het voorstel was aan - genomen werd het werk aan den fabrieks - meester met zijn timmerman en metse - laar opgedragen. De eerstgenoemde had daarbij rekening en verantwoording af te leggen aan thesaurieren en gaandeweg bepaalde hij zich meest tot dit admini - stratieve deel van zijn taak. Hierin werd in 1594 een eind gemaakt door de be - noeming vaneen penningmeester van het fabrieksambt. De toen uienw be - noemde fabrieksmeester was Frans Hendricksz. Oetgens, een krachtige figuur die de benoeming doorzette van Hendrik Jacobs Staets tot stadstimmer - man, van Corn. Danckertsz. tot stads - metselaar en van Hendrick de Keyser tot stadsmeestersteenhouwer en beeldsnij - der. Ziedaar het groote driemanschap dat zulk een groote rol heeft vervuld bij de eerste vergrootingen. Nadat in 1633 het ambt van fabrieksmeester ge - heel was opgeheven, konden de thesau - rieren hun invloed onbeperkt doen gel - den. Het ambt van stadsarchitect is na den dood van Daniël Stalpert niet meer vervuld. Alle stadsmeesters en opzienders wer - den in 1746 onder één „Directeur-gene - raal van stadswerken en gebouwen” ge - steld. Hiertoe werd benoemd de luite - nant-ingenieur te Namen G. F. Meybaum. Later is hem de luit.-ingenieur van de Generaliteit, Corn. Rauws, als adjunct en mede-directeur toegevoegd, bepaal - delijk belast met de circulatie van de wateren. Hij is Meybaum na zijn dood in 1769 opgevolgd. Rauws zelf is bij den brand van den Schouwburg in 1772 omgekomen. De volgende directeur-generaal was de oud-raad Jac. Ed. de Witte, even - eens luitenant-ingenieur in dienst van den lande. Reeds in 1777 moest hij wegens malversaties worden ontslagen. Toen oordeelden burgemeesteren het beter om het werk onder drie directeuren te verdeden: de onder-directeur Joh. Sam. Creutz voor alles wat de water - werken betrof; de architect Abr. van der Hart voor de „architectura civilis”, d.w.z. het stadhuis, de beurzen, torens, den schouwburg, de wagen, hallen, mark - ten, dienstwoningen, belastingkantoren, alle stadseigendommen, alle kerken en godshuizen; (zijn adjunct was vóór 1808 B. W. H. Ziesenis en na dat jaar R. Ziesenis); en ten derde de stadsland - meter Joh. Schelling voor de water - circulatie der stad, het uitdiepen en schoon houden van de stadsgrachten, de vier watermolens, de stratenmakerij, de verlichting, de brandweer en al wat tot den post van landmeter behoorde. De drie directeuren stonden wel ieder aan het hoofd vaneen afdeeling, maar zij moesten toch met elkaar voeling houden. Na den ommekeer in 1796 verdeelden de 60 Representanten van het volk van 75