Tekstweergave van GA-1935_MB022_07073
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Hoofman,
een
verdienstelijke
dichteres,
heeft
lofdichten
op
Amman
gemaakt.
Hij
had
in
1692
nog
slechts
zes
leerlingen.
Hij
gevoelde
dat
zijn
werk
ook
voor
andere
landen
van
belangwas.
In
1700
gaf
hij
een
uitbreiding
aan
zijn
boekje
dat
aan
den
Amsterdamschen
burgemeester
Joannes
Hudde
is
opgedragen.
Van
deze
„Dissertatie
de
loquela”
verschenen
in
dertig
jaar
zeven
uitgaven.
Achtereen
-
volgens
ook
bewerkingen
in
het
Engelsch,
het
Fransch
en
in
het
Dmtsch.
/elts
de
bekende
Van
Helmont,
een
evenknie
op
dit
gebied,
erkende
dat
hij
mets
van
hem
kon
leeren.
Het
staat
vast
dat
Amman
in
verschillende
landen
erkend
is
als
een
baanbreker,
in
ons
land
o.a.
reeds
lang
geleden
door
prof.
Donders
en
door
Roorda
Bij
de
200ste
herdenking
van
Amman’s
sterfdag
m
1924
heelt
dr
1
aui
Schumann
geschreven
over
„Die
Entwicklung
des
Taubstummenwesens
m
Ho
land
,
waarin
aan
den
grooten
voorganger
alle
eer
wordt
gegeven.
Op
initiatief
van
prof.
dr.
H.
Burger,
hoogleeraar
hier
ter
stede
en
voorzitter
der
Amsterdamsche
school,
is
de
titel
van
Ammans’
voornaamste
geschrift
„Surdus
Loquens”
„de
Doove
Sprekende”,
verleend
aan
de
inrichting
te
Rotterdam,
m
de
Ammanstraat.
Die
titel
staat
in
gulden
letteren
boven
den
ingang
en
bumen
is
een
reliëfportret
van
den
beroemden
man
geplaatst
naar
het
schilderij
m
olieverf
in
Schaffhausen.
Het
beeld
is
vervaardigd
door
den
beeldhouwer
Fortuin
hier
ter
stede.
DREBBEL
De
geschiedenis
van
de
uitvinding
van
den
(Hollandschen)
kijker
(Jacob
Metius
1607
1608)
en
mikroskoop
(±
1622)
is
geworden
tot
een
Gordiaanschen
knoop;
en
wat
hier
volgt
is
een
poging
om
de
ramp
af
te
wenden
dat
dit
dubbele
onderwerp
niet
meer
in
deze
kolommen
zou
mogen
worden
aangeroerd!
Geschiedvorschers
hebben
hun
combinatievermogen
vergooid
aan
den
Man
met
het
Ijzeren
Masker;
zoodat
er
geen
animo
overschiet
om
te
gissen
naar
den
naam
van
den
mysterieuzen
Hollander,
die
Ao.
1609
te
Middelburg
opdook,
lenzen
bestelde
bij
Lipperhey;
en
dezen
kijkgragen
Wezelaar
op
het
idee
bracht,
zeil
óók
eens
naar
het
haantje
van
de
„Lange
Jan”
te
kijken
dooreen
bolle
en
een
holle
lens.
Niemand
die
twijfelt
aan
de
kern
van
dit
verhaal;
het
is
van
Sirturus,
die
A°.
1609
uit
Milaan
naar
Zeeland
kwam,
speciaal
om
aldaar
de
geschiedenis
van
de
uitvinding
van
den
kijker
na
te
sporen.
Volgen
wij
Sirturus
dus
ook
in
zóóverre
dat
wij
dien
mysterieuzen
Hollander
door
het
woord
Genius
aanduiden.
.
En
wie
zal
nu
dien
Gordiaanschen
knoop
doorhakken?
Ik
meen
dat
het
al
ge
-
beurd
is
en
wel
op
Dinsdag
28
Juni
1932.
Ik
zat
op
dien
schoonen
middag
als
reünist
achter
in
het
Concertgebouw
te
Amstelodamum,
en
had
de
Geleerdheid
uit
alle
landen
van
den
aardbol
zien
binnenkomen
en
vóór
mij
zien
plaatsnemen,
ioen
dan,
na
indrukwekkende
plechtigheden,
de
Rector
Magnificus
onzer
oudste
en
meest
beroemde
Hoogeschool
als
eerste
huldiger
stond
in
het
brandpunt
ol
brandhjn
van
Fokker’s
„klankschelp”,
kreeg
ik
een
doortinteling
van
vreugde;
omdat
daar,
op
het
300-jarig
feest
mijner
Alma
Mater,
de
naam
werd
genoemd
die
hier
boven
staat;
de
naam
van
den
Genius,
den
geheimzinnigen
Hollander
waar
Sirturus
van
vertelt,
het
Genie
dat
de
spil
is
van
wat
er
ten
onzent
en
in
het
ver
verwijderde
Praag
of
Londen
aan
nieuws
werd
uitgedacht
of
uitgewerkt
gedurende
het
twaalf
-
jarig
Bestand!
.
.
.
e
Wist
prof.
Blanksma
dan
niet,
dat
er
geen
trait-d
muon
van
aanbelang
is
of
behoort
te
zijn
tusschen
Amstelodamum
en
dezen
Cornelis
Drebbel,
een
„zich
aan
grootspraak
benevelende
uitvinder?”
Prof.
Blanksma
wist
het
wis
en
drie;
bij
hem
promoveerde
l
ö
.
dr.
Elgersma,
wiens
laatste
stelling
Drebbel
betrof
en
klonk
als
een
klok;
2°.
eveneens
dr.
G.
Tierie,
wiens
dissertatie
geheel
aan
Drebbel
was
gewijd.
En
3°.
prof.
Blanksma
zou
op
dit
oogenblik
alléénheerschend
voorzitter
zijn
van
het
„(be)stuurlooze”
Drebbel-Genootschap,
als
zijn
laboratorium
hem
73