Tekstweergave van GA-1935_MB022_07069

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Maar we gaan verder. Men komt overeen dat na een proeftijd van 3 maanden, waarbij de onhandigen door andere meisjes kunnen vervangen worden, Bader hen 5 jaren in dienst zal hebben. „Daervan hij het Eerste jaer sal voor niet hebben, het tweede jaer sonde hij gehouden sijn voor yder kint te betalen /8, het 3e jaar /18, het 4e / 27 en het 5e jaar / 50”. ~De matressen, die hij sal doen komen om de voorsz. meysjens te leeren sullen sijn van de gereformeerde religie en staen onder de gehoorsaemheyt van de respec - tive Regenten en regentinnen, diaconen en diaconessen”. ~En sonde de voorsz. meysjens, tot dienst van de voorsz. maitresse sijn jaèrlijx voor 8 maenden seven uuren daechs, voor 4 maenden ses uuren daechs”. Op 24 April 1683 vraagt Bader of de kinderen voor ’t kantwerken gereed zijn. Jawel, hij kan Maandag een aanvang maken. Reeds 28 April is er moeite. Bader vraagt de kinderen in plaats vans morgens 710 uur te mogen hebben van B—ll8 —11 uur, omdat ze met ongewasschen handen „en meerendeels met het eten inde hand te werk quamen”, waardoor de kant "morsich” wordt. Maar de tijd kan volgens Diaconessen niet Verzet worden. „Ongewasschen handen”, „het eten inde hand”, „morsich” kantwerk, ’t is niet fraai, maar kinderen van 9 en 10 jaren ’s morgens 7 uur gereed voor den arbeid, dat is har\ , Het duurt niet lang of er komen klachten van andere zijde. Men meene toch niet, dat het jonge volkje na 3 uren arbeid eens flink mag ravotten. Neen, 10 uur, als ze van het kantwerken komen is het voor hen tijd om naar school te gaan. Reeds 18 Mei beklaagt de schoolmeester zich, dat de kinderen te laat van het kantwerken komen. De kantwerksters verontschuldigen zich geen klok (n.L van de Zuiderkerk) te kunnen hooren. Men zal een zandlooper doen maken, die 3 uren loopt en „door de ordinaris Binnevader op de klockslag van 7 uuren ’s morgens” zal worden gekeerd. . Neen, het vlot niet erg met de kantnaaiery. 1 Sept. heeft er een conterentie plaats bij Burgemeesteren, maar ’t resultaat is dat alsnog met het kantwerken wordt voortgegaan. Twee maanden later (10 Nov.) is het Monsr. Bailer, die het kantwerken wil beëindigen: hij vindt er „sijn rekening” niet in. En daar ging het om. Het schijnt ook wel waar te zijn, want een paar „matressen” klagen dat Bailer slecht betaalt, waarom zij 20 Nov. weigeren de kinderen langer te onder - richten. Voorloopig komen ze nu voor rekening van ’t Bestuur, maar aan Diaconessen (d.w.z. het Dames Bestuur) wordt gevraagd of men met kantwerken wel voortgaan zal. _ . En Diaconessen? Zij vinden kantnaaien schadelijk voor de kinderen en zien haar er daarom gaarne van ontlast. Zoo loopt het af? Jawel, maar niet dan na een conferentie met Burgemeesteren, die het in handen stellen van Diakenen om ten beste van ’t Weeshuis te handelen. Wat wonder dat zij besluiten, het kant - werken te „abandonneeren”, „waerin de Susters diaconessen hebben groot genoegen genoomen”. Zoo eindigde de relatie met Monsr. Bailer. Diakenen zullen er geen spijt van gehad hebben dat ze niet „voor een derde” zijn ingetreden „inde voorsz. -po Iv-p VPQ ? 5 Wat nu het kantwerken door weezen betreft, reeds in ’t begin van 1684 hebben zich anderen bij Burgemeesteren gemeld, om de zaak op denzelfden voet voort te zetten. Opmerkelijk is daarbij het voorstel, dat „yder gotshuys wien het contract aangaet ten minste twee matresse zouden houden waarvan de eene die nederduytsche tale soude spreecken”. We stellen ons onwillekeurig de 9- en 10-jange weezen voor onderwijs ontvangend in het Fransch. Regenten van Burger- en Aalmoezeniersweeshuis hebben het voorstel reeds aangenomen, maar als het aan Diaconessen (eere hun nagedachtenis!) gevraagd 69