Tekstweergave van GA-1935_MB022_07059

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Wij troffen daarin uitingen, zooals bv. „boeien doet ook deze prachtige en waar - achtige visie op den mensch niet meer. Alleen maar omdat het tooneel geen litteratuui verdraagt”; menschen in rok en zij allen gaapten, gaapten”. Een compromis tusschen deze beide meeningen vormt de critiek van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Al heeft de criticus enkele aanmerkingen, toch genoot hij mee van het feest, dat Bredero den toeschouwers gaf, en wist veel te waar - deuren: „. . . . voor het begin der eigenlijke tooneelvoorstelling een prachtige voor - dracht van het diep doorvoelde „Mijn zieltje schreit”; „In Sijmen sonder Soeticheydt trof voorts het levendige spel” enz. Een afzonderlijke alinea wijdt de criticus aan de tentoonstelling: „Zij bevat tal van fraaie historische uitgaven, een aantal gravures op het Amsterdam van zijn tijd betrekking hebbend”. „Een aparte vitrine behelsde curieuze herinneringen aan oude en recente vertoonmgen van Bredero s tooneel werk”. Ook hierin vormt het verslag een tegenstelling tot de bespreking m de Groene Amsterdammer, die het „een tentoonstellinkje vaneen dozijn oude boeken een half dozijn oude platen en iets relikwieïgs” noemt. Aldus staan deze twee critieken tegenover elkaar als een bezadigde meenmg die het goede waardeert, en de felle aanval van den criticus, die zich den ganschen, kostbaren avond heeft verveeld. Het verwondert ons, dat de criticus van de Nieuwe Rotterdamsche Courant zijn collega van de Groene Amsterdammer niet milder heeft weten te stemmen, ondanks het feit dat zij in nauwe relatie tot elkander staan. Een enkel dagblad heeft gemeend, behalve artistieke waardeering van de opvoe - ring menschelijke waardeering over de samenstelling van het comité te moeten uiten, zoo sterk zelfs, dat de kwestie de eer vaneen spotprent waardig gekeurd werd. Niet alleen is een dergelijke beoordeeling bij cultureele gebeurtenissen minder op zijn plaats; tevens bleek, dat de schrijver van het artikel met van de voor - geschiedenis van de herdenking op de hoogte was, en dus niet kon weten, hoe het comité inden aanvang was samengesteld. , . Het lag oorspronkelijk inde bedoeling van de commissie Bredero s nagedachtenis niet alleen met een opvoering van zijn kluchten te eeren, maar ook met de blijspelen. Zoo heeft het plan bestaan, een „Bredero-cyclus” te geven van drie voorstellingen. Hoor de slechte tijdsomstandigheden bleek alleen de opvoering van Bredero s kluchten mogelijk *). Ben Albach EEN DUITSCH STUDENT TE LEIDEN BEZOEKT AMSTERDAM IN 1666. Inde jaren 1664 tot 1667 studeerde Friedrich Lucae, een geboren Silezier, eerst te Utrecht, daarna te Leiden. Hij werd later hofprediker in zijn vaderstad Brieg, waar hij in 1708 is overleden. Hij heeft reisjes door ons land gemaakt, waarvan hij aanteekeningen heeft nagelaten. Deze zijn eerst in veel later tijd m druk ver - schenen, nl. te Frankfort a.M. in 1854. (In het bekende boek „Reizigers te Amsterdam”, een uitgaaf van Amstelodamum, vermeld onder nr. 61) Inden zomer van 1666 bracht Lucae met een vriend een bezoek aan Amsterdam, een stad die zij zeer bewonderden. Zij bezichtigden bijna alle bekende gebouwen, kerken, weeshuizen, gasthuizen, scholen en natuurlijk het stadhuis en het admira - liteits- of prinsenhof. Op de Beurs vertelt de kroniekschrijver hoort men dagelijks het nieuws uit alle streken van de wereld. Op postdagen worden er de kranten met luider o i n miin bijdrage over „Bredero’s werken op het tooneel” vermeldde ik aan het slot (pas. 42 van dit maandblad), dat Heyermans in 1898 een opvoering van den Spaanschen Brabander gaf. De heer Adr. van der Horst doet mij echter opmerken, dat hijzelf, en met Heyermans, toen directeur-voorzitter van de Nederlandsche Tooneelvereenigmg was. Het gezelschap voerde de „Spaansche Brabander” destijds 25 malen op; het Schouwtooneel gaf later 17 opvoeringen van het zelfde blijspel; terwijl het „Moortje bij het Rotterdamsch- Hofstadtooneel in totaal 9 maal werd gespeeld. „De Klucht van de Koe is daarentegen doo Ben Groenevêld meer dan 100 maal vertoond; en Sijmen sonder Soeticheydt ruim 150 maal. B. A. 59