Tekstweergave van GA-1935_MB022_07011
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Uit
de
bewaarde
namenregisters
van
de
rekeninghouders
der
Wisselbank
toonde
spreker
aan,
dat
vooral
tusschen
1610
en
1620
het
aantal
Joodsche
kooplieden
sterk
toenam.
Vooral
inden
handel
op
Portugal,
Spanje
en
Brazilië
speelden
zij
een
groote
rol.
De
korte
periode,
waarin
de
republiek
een
deel
van
Brazilië
m
bezit
had
is
voor
de
Amsterdamsche
Joden
een
tijd
van
glorie
geweest.
Eveneens
hebben
zij
óp
den
duur
een
belangrijk
aandeel
inden
effectenhandel
verworven.
Ook
wie
de
overdrijvingen
van
Graetz
en
Sombart
verwerpt,
moet
erkennen,
dat
de
Joden
tot
den
handelsbloei
van
Amsterdam
veel
hebben
bijgedragen.
Aldus
had
de
samenstelling
van
de
Amsterdamsche
handelswereld
der
zeven
-
tiende
eeuw
een
sterk
internationaal
en
cosmopolitisch
karakter,
welk
teit
uit
den
aard
der
zaak
ook
op
de
cultuur
een
grooten
invloed
heeft
gehad.
Amstelodamiana.
Mr.
W.
F.
H.
Oldewelt
heeft
zijn
onderzoekingen
in
de
archieven
der
gemeente
voortgezet,
omtrent
onderwerpen
welke
nog
weinig
of
in
het
geheel
niet
inde
literatuur
zijn
behandeld.
Die
resultaten
heeft
hij
weer
in
het
„Alg.
Handelsblad”
medegedeeld.
„De
Stadsboeyen”
of
kortweg
„de
boein”
(Hbl.
21
Nov.
avondbl.)
was
de
benaming
van
de
plek
waarin
reeds
in
vroege
tijden
de
van
misdaden
verdach
-
ten
in
voorarrest
werden
gehouden
in
afwachting
van
de
gerechtelijke
instruc
-
tie.
In
het
oude
stadhuis
dat
omstreeks
1395
op
den
Dam
verrees,
waren
kelder
-
ruimten
voor
die
delinquenten
bestemd
en
ze
waren
er
eenvoudig
aan
den
muur
vastgeklonken.
Vandaar
moet
de
naam
boeyen
zijn
ontstaan.
Later
zijn
afzonder
-
lijke
hokken
gemaakt,
waarin
de
arres
-
tanten,
al
of
niet
geboeid
of
geketend,
werden
opgesloten.
In
het
nieuwe
Raad
-
huis
van
1655,
waren
om
de
noordelijke
binnenplaats
aan
den
kant
van
den
Voorburgwal
en
de
Mozes-
en
Aaron
-
straat
overwelfde
gevangeniskelders
ge
-
bouwd.
Dat
waren
„de
boeyen”
die
tot
in
het
begin
der
19e
eeuw
hebben
dienst
gedaan,
en
die
nog
zijn
aan
te
wijzen.
In
dien
langen
tijd
was
het
geheele
Raadhuis
aan
de
zijde
van
de
Nieuwe
Kerk,
voorzien
vaneen
hoog
en
stevig
ijzeren
hekwerk,
waarlangs
een
gewa
-
pende
hellebardier
dag
en
nacht
op
en
neer
liep.
De
gegevens
omtrent
deze
in
-
stelling
zijn
schaarsch
maar
er
is
een
akte
van
aanstelling
vaneen
cipier
in
1549
bewaard
gebleven.
De
oudste
instructie
voor
den
cipier
dagteekent
van
1605.
In
1789
kreeg
de
nieuwbenoemde
cipier,
Jacob
Viruly,
voor
het
eerst
den
titel
van
„directeur
der
stadsgevangenisse”.
Eerst
op
4
Maart
1808,
toen
het
Raadhuis
voor
Koning
Bodewijk
Napoleon
tot
Paleis
was
bestemd,
werden
„de
boeyen”
ontruimd
en
de
41
verdachten
die
er
toen
zaten,
overgebracht
naar
het
Tuchthuis
op
den
Heiligenweg,
de
gegijzelden
naar
het
Nieuwe
Werkhuis.
Dit
zou
niet
lang
duren,
want
reeds
een
maand
later
moesten
zé
verhuizen
naar
het
nieuwe
Stadhuis,
het
Prinsenhof,
waar
aan
den
kant
van
den
Achterburgwal
bij
de
Agnietenstraat
21
hokken
en
twee
ka
-
mers
tot
gevangenis
dienden.
Omstreeks
1825
is
aan
het
oude
instituut
van
de
„boeyen”
in
het
Raadhuis,
een
einde
gemaakt.
De
verdachten
werden
over
-
gebracht
naar
het
vroegere
Tuchthuis
op
den
Heiligenweg,
dat
verbouwd
was
tot
een
Huis
van
Arrest
en
Justitie.
In
1892
eindelijk
is
dit
vervangen
door
het
tegenwoordige
Huis
van
Bewaring
bij
het
Kleine
Gartmanplantsoen
op
den
Weteringschans.
„De
stadszegels
van
Amsterdam”
(Hbl.
van
27
Nov.
’34
avond.)
is
mede
een
gewichtig
onderwerp
waarvan
mr.
Oldewelt
een
historisch
overzicht
geeft,
dat
nog
voor
uitbreiding
op
grond
van
authentieke
gegevens
vatbaar
is.
Amsterdamsch
gedenkteeken
voor
H.M.
de
Koningin-Moeder.
Voor
dit
loffelijk
doel,
de
oprichting
vaneen
gedenkteeken
ter
blijvende
herinnering
aan
de
overleden
vorstin,
op
een
daar
-
;
voor
waardige
plaats
inde
hoofdstad
i
des
lands,
heeft
zich
een
uitgebreid
;
comité
gevormd,
waarvan
de
Burge
-
.
meester,
dr.
W.
de
Vlugt,
het
eere
-
,
voorzitterschap
heeft
aanvaard.
Voor
-
-1
zitter
is
de
heer
Jan
ter
Haar
Jr„
.
secretaris
jhr.
A.
van
Lennep,
Heeren-
11