Tekstweergave van GA-1935_JB032_00286
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
op
de
uiterste
grenzen
van
Frankrijk
vreedzaam
te
midden
van
zijn
vrij
talrijk
gezin,
overgegeven
aan
de
bezigheden
van
zijn
ambt,
zijne
letterkundige
lief
-
hebberijen,
en
de
beoefening
der
teekenkunst,
waarvoor
hij
eemg
talent
bezat.
Vurig
bewonderaar
van
Voltaire,
wiens
geschriften
den
eersten
stoot
gaven
tot
de
anarchie
van
den
geest,
welke
in
Frankrijk
aan
de
politieke
anarchie
voorafging,
schaarde
hij
zich
in
1789
aan
de
zijde
der
revolutie,
hetgeen
hem
tot
secretaris
-
griffier
der
mumcipahteit
van
Mortagne,
en
bovendien,
als
oud-mihtair,
tot
commandant
der
plaatsehjke
nationale
garde
verkozen
deed
worden.
Zijn
zoon
Louis,
in
Juli
1789
vrijwilliger
inde
nationale
garde
te
Valenciennes
1
,
had
zijne
voetstappen
gevolgd
en
de
krijgsmansloopbaan
ingeslagen,
hem
achter
-
latende
met
zijne
vier
dochters,
van
wie
de
oudste,
Louise,
de
huishouding
bestuurde,
terwijl
de
jongste,
Aimée,
nog
slechts
een
kind
was.
De
beide
middelste
waren
opgeschoten
meisjes,
gevoelig
van
hart
en
levendig
van
aard,
wier
jeugdig
brein
reeds
vroegtijdig
door
dealles
omverwerpende
beginselen
der
blinde
utopisten
van
dien
tijd
beneveld
was.
Van
jongs
af
gewend
om
groote
afstanden
te
voet
af
te
leggen,
om
paard
te
rijden
en
met
vuurwapenen
om
te
gaan
2
,
bracht
het
uit
-
breken
van
den
oorlog
tegen
Oostenrijk
in
1792
de
twee-en-twmtigjange
Féhcité
en
de
bijna
zeventienjarige
Théophile
3
tot
een
besluit,
weinig
in
overeenstemming
zijnde
met
de
traditioneele
schuchterheid
harer
sekse.
Het
voorbeeld
van
haar
broeder
volgend,
vatten
zij
inden
nacht
van
19
op
20
Mei
1792
de
wapenen
op.
Zonder
verwijl
maakte
de
heer
Fernig
het
manhaftige
optreden
zijner
dochters
bekend
door
middel
vaneen
schrijven,
hetwelk
de
„Argus
du
Département
duNord’
in
zijn
nummer
van
22
Mei
opnam,
en
dat
(m
vertaling)
aldus
luidde:
„Mortagne
bij
St.
Amand,
20
Mei.
Onze
vrijwilligers
van
het
eerste
bataljon
zijn
vannacht
vertrokken
evenals
het
dappere
detachement
van
Maulde;
er
blijven
ons
slechts
een
dertigtal
Bourgondiërs.
Ik
kondig
U
aan,
dat
mijn
1
Blijkens
mededeeling
van
Duhem,
loc.
cit.,
blz.
99,
was
hij
in
1786
en
’B7
leerling
aan
de
Academie
voor
beeldende
kunsten
te
Valenciennes.
2
„Sans
négliger
pour
nous”,
zoo
schrijft
eender
zusters
later,
„les
petits
talents
nécessaires,
on
nous
accoutuma
de
bonne
heure
a
ne
cralndre
nl
les
armes,
ni
les
anlmaux,
ni
1
eau,
ni
le
feu.
On
nous
faisait
faire
des
marches
fatiguantes;
on
nous
exerfalt
a
franchlr
de
larges
ruisseaux
pour
développer
I’agilité
en
même
temps
que
la
force.
Nous
aimions
la
chasse
et
1
exercise
du
cheval;
notre
frère
nous
enseigna
I’art
de
I’équltation.”
Duhem,
loc.
cit.,
blz.
100.
3
Mane
Félicité
Louise,
geboren
te
Mortagne
10
Mei
1770
en
Mane
Théophile
Franfoise
Norbertine,
geboren
te
Chateau
I’Abbaye
17
Juli
1775.
Ibidem,
blz.
99.
220