Tekstweergave van GA-1935_JB032_00182

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Intusschen werd het gerucht van het te gronde gaan van den Zeehond niet bevestigd. Integendeel, er kwamen aanwijzingen vaneen geregeld voortgaande reis h Onder deze omstandigheden verklaarden de assuradeurs zich weder bereid de verzekering te doen gelden, „by indien de Zeehont . . . onder Enghelant nyet ghebleven en is”. Toen de berichten over gelukkig doorstane gevaren nadrukkelijk werden, gelastte Daniël van der Meulen 31 Januari zijn agent „de novo” op den Zeehond te verze - keren een som van 400 £ Vlaamsch 2 . De makelaar begaf zich nu opnieuw naar de assuradeurs, die zich willig betoonden om „huere asseurancie, die sy te voren ghedaen hadden, voir goet te houden. Men soude een nieuwe police maecken; oft sy souden het protest, by huer lieden ghedaen by den notanus, wederroepen, alsoo het mij beliefde”. Hangende deze besprekingen kreeg Hans de Weert de verheugende tijding, dat de Zeehond ~m salvo’ was. Daniël van der Meulen en zijn gemachtigde wilden nu de verzekering voor nietig houden. „Mijn meynmghe was , schreef Hans de Weert, „alzoo sy wat quade tydmghe . . . verstaen hadden ende huer police oft teeckeninghe wedernepen, dat ick, nu goede tydmghe vernomen hebbende, huerlieden hetselve soude spelen 3 . Een rechtbank voor verzekering bestond er, gelijk wij weten, te Amsterdam destijds nog niet. Dies werd de zaak gegeven m handen van goede mannen; zij deden uitspraak tegen Hans de Weert en zijn lastgevers. „Nopende de premio , zoo schreef hij 26 April 1592, „is noch tijts ghenoech; salt U.L. wel adverteren, als ick daerom aenghesproocken worde”. Ook hier dus geschiedde de premiebetaling zekeren tijd na het sluiten van de verzekering. De verzekeraars hebben aan de drie roggeladingen een goede affaire gehad. Alle drie arriveerden zij behouden in Genua. De notaneele protocollen te Amsterdam I’avane du navire oude Ia marchandise est seulement nuile, si 1 assure avait connaissance du sinistre al époque de Ia conclusion de I’acte. Maïs cette connaissance est regardée comme acquise, lorsquela nouvelle du sinistre est déja parvenue sur les lieux et a 1 époque de la conclusion du contrat. 1 Hans de Weert, 22 Jan. 1592: lek verneme an alle plaetsen, maer en hoore nyet quaets; soo doet Hofman (Arnoult Hofman, eender mede-uitreeders) oock. Peeter Capoen schrijft hem uyt Zeelant, dat hy (sc. Pieter Pietersz., schipper van den Zeehond) de zee ghehouden heeft. Jan Jansz. alhier (sc. te Amsterdam; eender mede-uitreeders) seyt oock, datter eenen bootsman is gheweest, komende uyt het schip van Pieter Reyniersz. van Staveren, die seyt, dat hij Peeter Peetersz. in zee gelaeten heeft wel 30 mijlen, soo hij (de bootsman van P. R.) van hem (P. P.) moeste duer een leek weder terugghe komen, ende meynt, dat hy (P. P.) gans gheen noot en heeft . Zie blz. 115 noot 3. 2 Hans de Weert aan Dan. v.d. Meulen, 1 Maart 1592. 3 I Maart 1592. 116