Tekstweergave van GA-1935_JB032_00093

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
plaatsing vaneen betrekkelijk weinig belangrijke scheepswerf betreft, zien wij in 1547 Leiden tot scherpe maatregelen overgaan, om de verplaatsing naar het platteland ongedaan te maken. Wanneer men dan ook scheepsbouw of ander bedrijf aantreft, dat eerst lang na het ontstaan der steden in dorpen werd gevestigd, gelijk bijvoorbeeld aan de Zaan, vindt men dan ook degenen, die het bedrijf uitoefenen, met meer in gilden vereenigd. Naar de verre tijden van hun ontstaan ziet men de steden terug grijpen, wanneer zij onder de regeering van Karei V zich vereenigen om paal en perk te stellen tegenover deze overbrenging van bedrijf uit de steden naar het platte land. Gelijk wij in het „Kort Vertooch van ’t Recht van de Ridderschap, Edelen ende Steden van Hollandt ende West-Vneslandt (1387), het „fundament’ der regeering m haar geheele organisatie zoo oud aanneemt als de grafelijkheid zelf, ook de steden met haar bestuur van vroedschappen, schepenen en raden, —-zien wij hier in dit Edict van Karei V duidelijk hoe ook het geheele fiskale systeem even ver terug moet reiken. Inderdaad dreigde een beproefd en deugdelijk gebleken systeem te worden aange - tast, zonder eenig merkelijk voordeel, behalve voor de dorpen, wier ambachtsheeren als leden der Ridderschap en van de Rekenkamer, zich dan ook verzet hebben. Al mocht inde dorpen ook goedkooper productie mogehjk wezen, het bedrijf in de steden zoo goed georganiseerd, en onder behoorlijk toezicht, zou met deze „niewichheyt’ niet winnen. Het zou slechts leiden tot „depopulatie, desolatie en destructie’ der steden en dus tot verval van de weermacht van den staat. De oude toestand wordt dan ook weder hersteld en gedecreteerd, dat verboden is „buyten besloten steden, den Hage ende Alkmaer daaronder gerekent ”, op te richten „eemge Weveryen, Loyeryen, Metselryen, Timmeryen, of andere gebjcke Ambachten, Negociatien of Neeringen, die men binnen besloten Steden behoort te doene”. (Zie Van Leeuwen, Handv. en Priv. v. Rijnland 229 en 623). Wanneer de steden aldus krachtig aandrmgen op herstel van hun oorspronkelijk poortrecht, motiveeren zij hun aanspraken met het feit, dat hoe klem zij ook zijn in aantal en hoewel hun grondgebied gering is tegenover dat der dorpen, zij „dragen omtrent een derde deel vander Schildttale van Hollandt, daer by onse beden ende andere ommeslagen, gegadert werden”. Naast deze geregelde baten had de grafelijke schatkist met minder belangrijke sommen ontvangen bij de herhaalde vernieuwingen der stadsbrieven, waarin allerlei hoogheidsrechten, als tol, maat, waag, schole, costerye of schryfambacht werden 29