Tekstweergave van GA-1935_JB032_00091

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Wagenaar afgedrukt stuk, gegeven m den Haag 22 April 1522, dat zeer duidelijk verband houdt met het proces der Brederodes. Het betreft „die Vryheyt van honderd roeden ende dat de Poorteren oft Landtluyden buyten deser Stede binnen die voorn, hondert roeden woenende ongehouden zijn metten dorpen van Amsterveen oft Slooten te contnbueeren”. Ten onrechte had een „waersman” van Amstelveen eenige Amsterdamsche buiten - poorters in dit dorp te schot willen zetten, om aldus de dorpslasten te verminderen bij het opbrengen van 's lands beden. Zoolang, dat „gheen memorie ter contrarie en es” immers sedert deze 100 roeden aan Amsterdam waren toegevoegd in 1387 betaalden zij mede met Amsterdam in alle lasten, gewone, zoowel als buitengewone, waarom zij dan ook terecht weigerden in deze nieuwigheid te treden. Feitelijk het eenige voordeel, dat zij met de bmnenpoorters gemeen hadden was de tolvrijheid door Holland. Gelijk reeds uit de handvest van Guy van Henegouwen bekend is, waren de bewoners der „vnhede” justitiabel te Amsterdam voor de „schepenen van binnen”. Hun argument is dan ook dat, aangezien de jurisdictie van Amsterdam aan den Keizer als Graaf van Holland, toekwam, ook diens schatkist zou benadeeld worden, daar de opbrengst uit de gerechtskosten nu aan „een Ambachtsheer van Aemsterveen’ zouden toekomen. Hoewel „als poerteren gheacht”, zijn zij feitelijk met veel meer gepnvihgeerd dan de boeren van Amstelveen. Zelfs het tarief van de boeten voor doodslag, vechten en dergelijke was, zooals uit de rekeningen der grafelijkheid blijkt, met billijker te Amsterdam dan te Amstelveen. Wanneer Guy van Henegouwen in 1300 bij zijn inhuldiging te Amsterdam de oude stadsrechten bevestigt, geeft hij inden stadsbrief ook allerminst een stedehjk statuut, maar doet hij een aantal artikelen van het landrecht afschrijven omdat de daarop gestelde boeten voor het grootste deel aan hem moesten worden afgedragen. Het recht en de keuren, door „de poirteren van Aemstelredamme” te volgen geldt „in hore poerte” en „in hoer vnhede”. Wat dus het eigenlijke verschil uitmaakt van het recht van den poorter der besloten stad en de landelijke buitenpoorter, kan dus uit dezen stadsbrief, zoomin als uit vele anderen worden afgeleid. Het begrip poirte was blijkbaar reeds een begrip, dat begon te verouderen evenals de naam poort - meester voor de Amsterdamsche burgemeesters, die nog tot 1795 hun eed als zoodanig hebben afgelegd. Met „poirte” en „vrihede” achtte Guy van Henegouwen Amsterdams stads- 27