Tekstweergave van GA-1935_JB032_00090

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
noch wat aan het rudiment der oudere Lastage (n.l. de Kromme Waal) langs de Oude Waal werd toegevoegd, verkrijgt dan een ander recht. Zooals ons Nederlanderschap nog altijd is dat van de grondwet van 1814, berustte het recht van de latere Lastagiërs, tot zij die in 1591 bij nieuwe verplaatsing van hun bedrijf moesten verlaten, nog altijd op hetzelfde statuut, dat hun voorgangers bezaten inde dagen, toen het Amsterdamsche stadsgebied uit „poorte” en „vnhede bestond. Evenals Corn. Anthonisz. in 1536 de Lastage schildert als een besloten stad, langs het IJ door palen beschermd, met een aarden wal en schutsel binnen de vestgracht, zelfs is er sprake geweest van bemuring en met een steenen poort of blokhuis op den Zeedijk, moeten wij ook die oudere bevestigd denken met palen, schans en poort. Het is allerminst een toeval, dat dit steenen blokhuis juist op 100 gaarden of roeden vaneen voorgangster der nog bestaande Sint Antonispoort werd gesteld De scheeve stand van die poort ten opzichte van den Zeedijk kan slechts verklaard worden door de richting van de oude grenslijn naar de bocht inde Waal, op W roeden dwars van den Zeedijk ter plaatse van de Molensteeg, gelijk dat uit de handvest volgt. In tegenstelling met de rechtstreeks doorloopende Smgelgracht aan de westzijde heeft men hier bij het graven der Gelderschekade en Kloveniers - burgwal als de vestgrachten van 1387 een bestaanden toestand moeten sparen. Blijkbaar behielden de scheepshellingen in 1387 hun oude plaats, waar zij voor westenwinden beschut lagen achter den Scheiershoek en werd de plek der lijnbanen bij het maken der nieuwe vesten vergraven, althans deze liggen op de kaait van Corn. Anthonisz. alle in het nieuw binnengetrokken gedeelte. Waar de oudere lastagiërs gevestigd waren binnen gebied, dat als „poerte staat aangegeven, behoeft er wel in geen enkel opzicht aan hun volkomen gelijkwaardigheid met die der Lastage van 1387-1591 getwijfeld te worden. Ten aanzien van deze laatsten staat vast, dat zij een terreinstrook bewoonden, die lag binnen de grenslijn tot waar, na de uitbreiding van 1387, Amsterdam mocht betimmerd en bewoond worden, gelijk de handvest zegt. De daar gevestigden (wij treffen er al in 14U4 zie Jaarboek XXII bl. 27) zouden volgens het privilege deelen „voicomenlyck in denselven rechte, ende in alre vrijheyt”, die Amsterdam tevoren bezeten had. Niet beter kan men zich overtuigen, dat dein de handvest yan 134- omschreven strook langs den Zeedijk volkomen op hetzelfde peil stond als de latere Lastage, dan door de positie van dezen bewoner der besloten stad te stellen tegenover die van den buitenpoorter, den bewoner dus der „vnhede of jurisdictie. Waar uit de stadsrechten van deze buitenpoorters bestonden, blijkt uiteen bij 26