Tekstweergave van GA-1934_MB021_05065

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM MAGNIFICAT Bij mijn weten werd de uitdrukking „magnificat” inde zeventiende en acht - tiende eeuw alleen gebruikt, wanneer men te kennen wilde geven, dat één der Amsterdamsche burgemeesters niet wettelijk, maar wel feitelijk, met de grootste macht bekleed was. En we denken dan aan de illustere namen van Andries Bicker, Cornelis de Graeff van Zuidpolsbroek, Gillis Valckenier, Joannes Hudde, Nicolaas Witsen, Egbert de Vrij Temminck en nog velen meer, allen mannen, die door hun familie- of vriendenkring, door hun satellieten soms, het terrein van de stedelijke politiek beheerschten, en zelfs op den gang der algemeene regeeringszaken den grootsten invloed vermochten uitte oefenen. Als bewijsplaatsen voor het gebruik van het bedoelde woord inde aangegeven beteekenis haalde dr. Johan E. Ehas in zijn „Geschiedenis van het Amsterdamsche Regentenpatriciaat” (blz. 49 noot 1) eenige briefcoupures aan, welke wij hier volledigheidshalve overnemen. Ineen brief van Pieter de Graeff vond de schrijver over Gillis Valckenier de mededeeling, dat men dezen in zijn omgeving noemde: „onsen eersten Heer Burge - meester, die tegenwoordigh ’t magnificat heeft”. En uiteen brief van den Schie - damschen schepen Nicolaas Elias teekende hij op; „Dat Van Collen Burgemeester geworden is, kwam mij heel onverwagts voor. Op die manier sal de Burgemeester (Jan) Six het magnificat van de geheele regering in handen krijgen en daardoor in staat zijn van zijn neef (Pieter) Six op Vrouwendag nog Burgemeester te maaken . Dit alles is bij de beoefenaars van de geschiedenis van Amsterdam bekend en misschien zijn er, die nog meer bewijsplaatsen kunnen aanvoeren. Niet bekend is, naar mijn meening, dat de uitdrukking „magnificat” ook gebruikt werd voor regenten van lager rang, die inde colleges, waarvan zij deel uitmaakten, de erkende leiders waren. Blijkbaar had het woord een meer algemeene strekking en is het onjuist, het altijd in betrekking te brengen tot den toonaangevenden burgemeester. De mogelijkheid bestaat ook, dat men, om deftig te willen spreken, of om eens „dik” te doen, het woord inden loop der jaren is gaan aanwenden in al die gevallen, waar sprake was van menschen, die door hun persoonlijkheid of hun relaties als vanzelf op den voorgrond traden. Hoe dan ook, het leek ons van belang, de tweede beteekenis in het licht te stellen. Ineen verzameling karakteristieken van Amsterdamsche regenten, opgesteld na de befaamde remotie van September 1748, afgedrukt inde „Bijdragen en Mede - deelingen van het Historisch Genootschap”, deel XXVIII, vonden we het volgende merkwaardige getuigenis: „Den heer Joan Graafland heeft een broeder, Mr. Cornelis Graafland, die te Amsterdam diversche rijsen president-schepen geweest en nu voor altoos bedankt is, die ook bewindhebber van de Oostindische Compagnie aldaar is en in die collegien, daar hij sessie heeft, gewoon is het magnificat te hebben, een man, die als vriend te agten, als vijand te dugten is.” (blz. 396) Mocht het woord nu wat aan glans verloren hebben, vast staat, dat het, althans inde achttiende eeuw, een minder exlusieve beteekenis had, dan men tot nu toe meende. J. Z. Kannegieter ONZE EXCURSIE NAAR VELSEN Ons bezoek aan de Vereenigde Koninklijke Papierfabrieken van de firma Van Gelder Zonen te Velsen, op Woensdag 20 Juni 1.1., is in alle opzichten welgeslaagd. Er was veel deelneming wij verzonden ongeveer 220 kaarten en dank zij het zonnige maar frissche weer, was de tocht met de feestelijk-gepavoiseerde „Stierkop” der Alkmaar Packet, een opwekkend genot. Tijdens de vaart hebben we kunnen constateeren, welke belangrijke vorderingen de arbeid tot verbreedmg van het Noordzeekanaal reeds gemaakt heeft. Daar wij met het oog op den langen duur van het bezoek, welke duur weer verband hield met den omvang van het bedrijf, reeds te half een moesten afvaren, gebruikte menigeen zijn lunch aan 65