Tekstweergave van GA-1934_MB021_05061

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM verzet van verschillenden voor het behoud van het stadsschoon is ver - kregen, maar hij toont met voorbeelden aan hoe ontzaglijk veel schoons toch voor altijd verloren is gegaan. Daar - tegenover staan niet altijd nieuwe aanwinsten. De daverende loftuitingen we citeeren hier woordelijk waar - mee nu eenige jaren lang de aller - nieuwste uitingen op bouwkundig gebied begroet zijn geweest, zijn langzamerhand verstomd, en nu men blijkbaar tot bezinning komt, is er gelukkig eenerzijds meer waardeering voor werken uiteen vroegere periode, en staat men anderzijds op een gezon - der critische basis tegenover het nieuwe en het allernieuwste. Men gaat niet meer door dik en dun mee met de officieele propagandisten voor de zoo- genaamde Amsterdamsche Architectonische School. En men heeft gelukkig ook meer waardeering voor gebouwen uit het verleden, al zijn het dan ook niet direct meesterstukken van den eersten rang. Onder de gebouwen die op een gegeven moment van groote beteekems zijn voor het stadsbeeld, neemt de kerk van St. Anthonius van Padua —• alias de Mozes en Aaron een bijzondere plaats in. Gezien van de Blauwbrug is de waardige statig - heid van den monumentalen kerkgevel een verheugenis voor het oog en accentueert daar op bijzonder gelukkige wijs de geheele omgeving. Met leedwezen en droefenis zal door alle vrienden van Amsterdam’s stedeschoon (en die zijn er ten slotte meer dan men oppervlakkig zou denken) vernomen zijn, dat deze kerk zal verdwijnen —; terwijl het dan niet te voorzien is dat daar ter plaatse een gebouw van ongeveer dezelfde waarde zal worden opgericht van dezelfde waarde wij bedoelen dan dat het hetzelfde weldoend effect zou sorteeren waaraan wij thans het schoone vergezicht van de Blauwbrug danken. We hebben hier te doen met een gevel van schoone proporties, van statigen opzet en vaneen nobel karakter. Inden eenvoudigen rhythmus van portiek en torens, met de fraaie monumentale beelden ge - sierd, is het nog eender steeds zeldzamer worden - de specimen van het tijd - perk waarvoor professor Gerard Brom met zooveel enthousiasme in zijn groote werk over de herleving der kerkelijke kunst onze waardeering vraagt. Hoe zouden wij die waardeering beter kunnen uitdrukken dan te waken tegen het verdwijnen van dit monu - ment en te ijveren voor het behoud daarvan? En op welke wijze zou dit kunnen geschieden ? 61 De Mozes- en Aaronskerk gezien over de Houtgracht, omstreeks 1870. i) ( , Mozes- en Aaronskerk gezien over den Houtkoopershurgwal omstreeks 1870.