Tekstweergave van GA-1934_MB021_05043

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM aan; „Een krant van gister is ’n ouwe krant.” Zijn dwalende oude oogen deden denken dat ’t gesprek afgeloopen was. Doch er kwam nog wat: „Zoek maar in de schutterswijkkaarten.” Dat openbaarde een heel nieuw studieveld. De bezichtiging van „schutterswijkkaarten” leerde mij dat het mooiste en beste studiemateriaal voor de geschiedenis der stad is de plattegrond. Van dat oogenblik af begon de jacht op plattegronden. Ze waren overal en niemand hechtte er veel waarde aan. De portefeuille „plattegronden Amsterdam” werd steeds dikker en zwaarder. Elk oudeboekenwinkeltje in Nederland en als ’t kon daarbuiten, werd afgezocht en menig stuk kwam er uitte voorschijn. In latere jaren maakte ik kennis met den ouden heer Seyffardt, die te Bussum wonende al spoedig heele dagen in mijn atelier daar vertoefde en in mijn verzameling „studeerde”. Ik kwam tot de ontdekking dat ik een geweldige hoeveelheid platte - gronden, profielen, prenten, boeken van Amsterdam bijeengesleept had doch er feitelijk niets van wist. Dat is te zeggen niets in vergelijk met wat J. L. Willem Seyffardt er van wist. Deze oude baas had gansch zijn lange leven niet anders gedaan. Geboren in Seyffardt’s boekhandel op ’t Damrak bij den Dam op den hoek van de Dubbeleworststeeg, had hij loopen geleerd tusschen de boeken. Heel zijn leven had hij oude en nieuwe boeken en bovendien kaarten verhandeld. Al wat boek en prent was, was in zijn geest gevaren. Wanneer ik een prent niet kon thuis - brengen, wist hij uit zijn hoofd te zeggen dat deze was uit de Duitsche of Italiaansche, de 6c of 8e uitgave van Guiccardini. Maar plattegronden van Amsterdam! Dat was voor hem ’t heerlijkste wat er bestond. Er waren maar twee steden die platte - gronden hadden, Rome en Amsterdam. Hij vertelde dat in zijn jeugd De Vries en hij alleen plattegronden op de veilingen kochten; niemand anders gaf er wat om. Hij was verrukt over de plattegronden die ik had, kon heele middagen op een geteekende kaart turen. Speciaal voor dat doel kreeg hij eens een groot formaat vergrootglas, dat hij zijn oog noemde. „Waar is mijn oog i Toen de oude heer Seyffardt zijn Amsterdamsche verzameling ging verkoopen en opruimen was spoedig een transactie tot stand gekomen. Wat ik niet had kwam bij mij terecht en zoo zwol de verzameling plattegronden van Amsterdam tot ongeveer 500 stuks. Sinsdien is dit getal door gestage werkzaamheid nog „aan - merkelijk vermeerderd”, tot op een keer, toen ’k weer in Amsterdam terug was komen wonen, de heer d’Ailly, werkzaam aan het Gemeentearchief, kwam mede - deelen, dat hem was opgedragen een catalogus der stadsplattegronden te maken, en vernomen hebbende dat ik er ook enkele had, verzocht deze te mogen zien. Gevolg was dat de geheele verzameling plattegronden, 6 loodzware mappen, naar ’t Gemeente-archief ging en daar meer dan een jaar gastvrijheid heeft genoten. Doch buiten de plattegronden was er nog een mooi stuk, een handschrift van J. L. W. Seyffardt, dat een voorgeschiedenis had. Inden tijd. dat de oude heer Seyffardt inde plattegronden studeerde, vertelde hij dat R. W. P. de Vries een catalogus van Amsterdamsche stadsplattegronden gemaakt had. Ik ging er op uit en kwam na eenige pogingen thuis met een hand - schrift van eenige honderden folio bladzijden in ’t schrift van R. W. P. de Vries uit de jaren 1860 —1880 met aanteckeningen in Seyffardt’s schrift. Van dit hand - schrift werden eenige getypte afschriften gemaakt en het oorspronkelijk stuk teruggebracht. Dit handschrift berust thans in het Gemeentearchief. Toen ging Seyffardt aan ’t werk. Hij begon met een jaartallenboek van Amsterdam te maken. Wanneer dit gebouw gemaakt was en wanneer dat gesloopt was, wanneer deze poort gemaakt en die gracht gegraven was. Dat was noodig om de platte - gronden te dateeren. Zoo ingespannen werkte hij, dat men gerust komen of gaan kon zonder dat hij ’t merkte. Toen ging hij de plattegronden beschrijven, den titel, de maat, het register en nog veel meer. Dan werden ze „gedoopt”, hetgeen beteekende dat er een jaartal op kwam. Want niets had meer zijn verachting dan een boek of prent zonder jaartal. Drie heele jaren werkte hij, 1927, 1928 en 1929. Het resultaat 43