Tekstweergave van GA-1934_MB021_05030

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM kunstzinnig Amsterdammer. Toen deze genegen werd bevonden er op belanglooze voorwaarden afstand van te doen ten voordeele van de stad, heeft onze voorzitter het initiatief genomen om het kostbare stuk te verwerven. Er werd een commissie saamgesteld, waarin met prof. Brugmans als voorzitter, zitting namen de heeren jhr. H. Teding van Berkhout, mr. A. Ie Cosquino de Bussy, J. van Eek, mr. Chr. P. van Eeghen, Edwin vom Rath en H. J. Scharp. Zij slaagde er indoor de mede - werking van velen, het vereischte bedrag bijeen te brengen. We mogen wel herin - neren dat blijkens het jongste jaarverslag ook ons Genootschap daartoe krachtig heeft bijgedragen. Dit alles ter inleiding van de aanbieding van het document, waarvan het verslag hier volgt. Op den laatsten dag van Januari waren alle leden van het College van Burge - meester en Wethouders en de Gemeente-secretaris op het Prinsenhof bijeen gekomen met de bijna voltallige commissie tot aankoop. Nadat de Burgemeester de bijeenkomst had geopend, verkreeg prof. dr. H. Brugmans het woord. Hij zeide zich er over te verheugen dat hij dit keer niet kwam om iets van B. en W. te vragen of te eischen, doch met het zooveel aangenamer doel om iets te brengen, te schenken. Het was thans ongeveer vijf jaar geleden, dat de heer d’Ailly in het Museum Plantijn te Antwerpen een afbeelding onzer stad ontdekte, dateerend uit het midden der 16e eeuw. Het unieke stuk werd dooi - den vinder beschreven en trok onder de topografen en historici onzer stad zeer de aandacht. Aanstonds kwam bij het bestuur van het genootschap Amstelodamum de gedachte op, deze fraaie teekening, die nieuwe aspecten op de ontwikkeling der stad opende, voor Amsterdam te verwerven, waar dit document toch het best op zijn plaats is. Zijn bemoeiingen mochten toen echter tot geen resultaat leiden. Eenigen tijd geleden is het stuk in het particulier bezit overgegaan; dit was voor het bestuur van Amstelodamum aanleiding, zijn pogingen om de teekening voor Amsterdam in eigendom te verwerven, te heropenen. Het heeft tot dit doel een commissie in het leven geroepen, die gelden zou trachten in te zamelen tot aankoop, teneinde de afbeelding aan het Gemeentebestuur te kunnen aanbieden. Het stemt tot groote voldoening, dat ondanks de moeilijke tijden —■ deze commissie in haar werk gulle en veelzijdige belangstelling mocht ondervinden met het verheugend resultaat, dat het niet geringe bedrag, dat hiervoor noodig was, bijeenkwam. De giften kwamen niet alleen uit ons land binnen, doch ook uit Engeland, Zwitserland en Indië. Van de veelzijdigheid der belangstelling getuigt o.a. het feit, dat naast zeer ruime giften, ook kleine bedragen binnen kwamen, tot zelfs een bedrag van / 0.25 toe van iemand, die niet meer kon missen, doch niet nalaten wilde, voor dit goede doel zijn penningske te offeren. Het was spr. thans een aangename taak, het profiel aan de Gemeente te kunnen aanbieden; hij twijfelde niet, dat het een plaats zou vinden temidden van andere merkwaardige documenten inde historische verzamelingen der stad. De Burgemeester antwoordde, dat hij gaarne gelegenheid heeft gegeven tot het in ontvangst nemen van dit geschenk. Hij achtte deze daad belangrijk genoeg om haar te doen geschieden ten overstaan van het voltallige college van B. en W. De schenking stelt hij op bijzonder hoogen prijs en, wanneer hij zijn grooten dank daarvoor uitspreekt, doet hij dit niet alleen voor zichzelf, doch uit naam van het geheele college van B. en W. en zeker ook namens de burgerij. De heer d’Ailly, mede aanwezig, gaf uitleg van de teekening van Van den Wyngaerde, welke thans als eigendom van de gemeente inde zaal was opgesteld. Waarschijnlijk zal het profiel, na eenigen tijd in het Stedelijk Museum tentoon - gesteld te zijn geweest, een plaats vinden in het Oud-Archief der gemeente. DE HEEMSCHUT-TENTOONSTELLING Van deze expositie, welke op 16 Maart in het Koloniaal Instituut geopend zal worden om daarna gedurende twee maanden te blijven, hebben wij op blz. 17 reeds eenige bijzonderheden medegedeeld. Wij kunnen ze nu nog aanvullen. 30