Tekstweergave van GA-1934_JB031_00178

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
„waarbij zij verklaard hebben, inde overlevering der bovengen, personen te hebben „geconsenteert, om bijzondere redenen, in het bovengemelde geval concurerende „zonder dat daaruit eenige nadeelige consequentie, in prejuditie van de rechten „en privelegien der stad Amsterdam, voor het toekomende zal kunnen, of mogen „worden gededuceert.” Mirabeau heeft er blijkbaar zoo vast op gerekend, dat de Amsterdamsche overheid, de traditie gestand zou doen, en hem met zou uitleveren, dat hij zelfs verzuimde, dein zijn positie noodzakelijke omzichtigheid in achtte nemen; waardoor hij zijn eigen schuilplaats verried. Dadelijk na zijn aankomst had hij zich tot de voornaamste boekverkoopers gewend, om met vertaalwerk in zijn onderhoud te voorzien. Onder anderen wendde hij zich ook tot den boekverkooper Mare Michel Rey, wien hij ter zijner aanbeveling schreef, dat hij de auteur was van „Essai sur Ie despotisme’ . Deze onvoorzichtigheid kostte hem de vrijheid. Na eenige dagen deelde Mare Michel Rey hem mede, vernomen te hebben dat niet hij (St. Mathieu) maar een ander de schrijver van bedoeld werk was. Mirabeau schreef toen aan zijn uitgever Fauche te Neuchatel, zijn hollandsche confrère te willen onderrichten, dat niemand anders dan hij, de werkelijke auteur, de Graaf de Mirabeau is. Fauche zendt direct het verlangde certificaat, maar wint tevens nauwkeurige inlichtingen in omtrent zijn verblijf, dewelke hij zoo spoedig mogelijk aan den Markies de Monnier doet toekomen, vermoedehjk om zich op Mirabeau te wreken die hem met de herdruk van zijn Essai een poets wilde spelen. De markies de Monnier laat dadelijk een betrouwbare bode naar Amsterdam vertrekken, teneinde Sophie over te halen weer terug te keeren; wanneer zij weigert, dient hij een aanklacht m bij de rechtbank te Pontarher. Inmiddels hadden, Sophie s familie de Ruffy en Mirabeau’s vader, een politie-inspecteur zekere De Brugnière, inden arm genomen om de vluchtelingen te achterhalen. Op 26 Maart 1677 schreef de minister van buitenlandsche zaken de Graaf de Vergennes aan den luitenant-generaal van politie te Parijs, Fenoir, wien hij tevens een bevel des Komngs toezond om Mevrouw le Monnier en de Graaf de Mirabeau in Holland op te sporen. Een brief aan den Franschen gezant te s-Gravenhage, den Hertog de La Vauguyon, vergezelde deze instructie. 116