Tekstweergave van GA-1934_JB031_00170
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
conterfeitsel
ontstaan
zijn.
Wie
den
datum
van
Engelen’s
aanstelling
als
sergeant
vindt,
heeft
den
terminus
post
quem
van
het
opschrift
.
Het
zal
wel
niemand
verwonderen,
dat
Sterck
na
weergevlng
van
dit
uitvoerig
citaat
schrijft:
„Met
deze
verklaring
van
den
heer
Schmidt
Degener
kan
ik
mij
uitmuntend
vereemgen.
De
vereenigde
autoriteit
der
heeren
Sterck
en
Schmidt
Degener
heeft
de
kritiek
doen
verstommen.
Bij
mijn
weten
althans
heeft
na
1927
verschijningsjaar
van
Rondom
Vondel
niemand
meer
bezwaren
tegen
de
boven
verhaalde
opvatting
in
-
gébracht.
En
toch
liggen
deze
voor
de
hand!
De
gelaatsuitdrukking
van
den
op
de
borstwering
ziftenden
sergeant
is
die
vaneen
ouderen,
ietwat
verweerden
man
maar
volstrekt
niet
die
vaneen
stervende.
En
hoe
gezocht
en
onwaarschijnlijk
is
de
hypothese
van
Schmidt
Degener!
Zelfs
al
was
de
oude
hellebaarddrager
kort
na
de
voltooiing
van
het
schilderij
overleden,
dan
nog
zou
op
het
schild
hij
zelf
en
niet
zijn
opvolger
als
sergeant
zijn
aangeduid.
En
voorts,
hoe
gevaarlijk
is
het
op
grond
van
gelijkenis
van
twee
portretten,
die
in
tijdsruimte
18
jaren
verschillen,
tot
de
identiteit
van
de
afgebeelde
personen
te
besluiten.
Dat
iemand,
die
bezig
is
zich
voor
een
loopbaan
als
Roomsch-Katholiek
geestelijke
te
bekwamen,
tevens
sergeant
der
schutterij
zou
zijn,
klinkt
voor
het
Amsterdam
van
1642
ook
met
waarschijnlijk
'.
Het
is
ook
verwonderlijk,
dat
Dyserinck
en
Sterck
niet
hebben
opgemerkt,
dat
Reinier
Engelen,
die
in
het
kohier
van
1631
werd
aangeslagen
en
toen
op
den
Nieuwendijk
woonde,
ónmogelijk
identiek
kan
zijn
met
Reinier
Ingels,
aangezien
deze
in
1620
was
geboren
en
dus
bij
het
opmaken
van
het
kohier
nauwelijks
elf
jaren
oud
was!
De
laatste
woonde
toen
natuurlijk
nog
bij
zijn
vader
mr.
Jan
Ingels
Reiniersz.,
die
hoogst
waarschijnlijk
identiek
is
met
mr.
Jan
Engelen,
die
in
1631
op
de
Wester
Achterburgwal
woonde
en
voor
een
vermogen
van
ƒ
16.000.
—
werd
aangeslagen.
Doch
sterker
en
overtuigender
nog
dan
de
kritiek
der
rede
is
gewoonlijk
de
kritiek
der
feiten.
Er
bestaan
documenten,
die
onweerlegbaar
aantoonen,
dat
wat
Sterck
onwaarschijnlijk
achtte,
toch
juist
is,
n.l.
dat
er
twee
personen
te
Amsterdam
in
denzelfden
tijd
hebben
geleefd,
wier
naam
ongeveer
dezelfde
was.
De
Reinier
1
Ook
liet
gegeven,
dat
Reinier
Ingels
van
1640
af
gedurende
twee
of
drie
jaren
te
Uitgeest
is
geweest,
verhoogt
de
waarschijnlijkheid
van
zijn
optreden
in
dien
tijd
als
sergeant
der
Amsterdamsche
schutterij
niet.
Evenwel
schijnt
dit
feit
niet
geheel
vast
te
staan.
108