Tekstweergave van GA-1934_JB031_00146
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
EEN
DRIETAL
PORTRETTEN
VAN
REMBRANDT
(JOANNES
ELISON,
MARIA
BOCKENOLLE
EN
CATRINA
HOOGSAET)
DOOR
Mr.
H.
F.
WIJNMAN.
I.
JOANNES
EIISON
EN
MARIA
BoCKENOLLE.
Bekend
is,
dat
Rembrandtin
1634
de
portretten
heeft
geschilderd
vaneen
man
en
een
vrouw,
welke
stukken
van
oudsher
hebben
behoord
aan
een
familie
te
Yarmouth.
Eerst
in
1860
verkocht
de
toenmalige
eigenaar
Samuel
Colby,
in
laatstgenoemde
plaats
woonachtig,
de
beide
schilderijen.
Colby
beweerde,
dat
zij
afkomstig
waren
van
Daniƫl
Dover,
van
Ludham,
en
dat
zij
voorstelden
diens
schoonouders,
nl.
een
zekeren
Ellison,
Anglikaansch
geestelijke
te
Amsterdam
en
zijn
vrouw.
In
het
jaar
1864
werd
in
het
tijdschrift
De
NaĆ¼orscher
1
de
kwestie,
wie
de
voorgestelde
personen
waren,
voor
het
eerst
aan
de
orde
gesteld.
Eender
schrijvers,
die
aldaar
aan
het
woord
waren,
kwam
tot
de
conclusie,
dat
de
man
met
Ellison
kon
heeten,
omdat
er
te
Amsterdam
geen
Anglikaansch
geestelijke
is
geweest
van
dien
naam.
De
vraag
werd
gesteld
of
het
portret
ook
Hans
Alenson
kon
voorstellen,
een
Doopsgezind
leeraar
te
Haarlem,
wiens
trekken
dooreen
gravure
van
C.
de
Pas
bekend
waren.
Deze
vraag
werd
nimmer
beantwoord,
maar
blijkbaar
werd
ook
hier
de
regel
toe
-
gepast:
wie
zwijgt,
stemt
toe.
Immers
sindsdien
heetten
m
de
litteratuur
de
beide
schilderijen
niet
meerde
portretten
van
Ellison,
doch
van
Hans
Alenson
en
zijn
vrouw!
Ook
Hofstede
de
Groot
sloot
zich
hierbij
aanvankelijk
aan,
getuige
de
van
hem
af
-
komstige
aanteekening
bij
de
reproductie
van
de
beide
stukken
m
het
bekende
werk
over
Rembrandt
van
Bode.
Later
en
wel
meen
artikel
m
Oud-Holland
2
herzag
Hofstede
de
Groot
zijn
opvatting,
omdat
hij
had
ontdekt,
dat
er
ten
tijde
van
de
vervaardiging
van
het
portret
een
predikant
te
Norwich
in
Engeland
leefde
met
1
Dl.
XIV,
blz.
78,
147
en
176,
vgl.
dl.
X
(1860),
blz.
290.
2
1901,
blz.
91
e.v.
10