Tekstweergave van GA-1933_MB020_03121

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM de kwestie afdoende op te lossen, bewezen moest worden dat het lokaal m den Voetboogsdoelen vóór den schoorsteenmantel, geen stuk van 4 meter inde hoogte, zooals dr. Dyserinck had beweerd, kon hebben bevat. Deze handschoen om het zoo te noemen werd opgenomen door den heer C. G. ’t Hooft, conservator van het Museum Fodor. In twee artikelen, in De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland (nrs. 941 en 1051 van ’95 en ’96), heeft hij de resultaten van zijn veelomvattend en ingenieus onderzoek neergelegd en door afbeeldingen verduidelijkt. Dr. Dyscrmc had zijn bewering gegrond op een teekening van den Schuttersmaaltijd door Jacob Cats in 1779. Hier zittende feestvierende schutters ineen zeer hooge zaal. Op den achtergrond is een sterk verhoogd raam dat aan den bovenkant nog gedeeltelijk dooreen afhangende draperie wordt afgedekt. Het zou er op neerkomen dat het origineel niet minder dan 1.73 meter hooger was geweest dan men ne tegenwoordig nog kent! (De afmetingen van den Schuttersmaaltijd zijn 2.32 meter inde hoogte bij 3.47 inde breedte). De heer ’t Hooft beriep zich op een teekening uit 1762 van Pothoven, die het stuk nog volkomen weergaf in zijn ons bekende gedaante. Omtrent de voorstelling van Cats deed hij de meening aan de hand, da de teekenaar een tegenhanger had willen geven van zijn gelijktijdige copie van de Nachtwacht (die een hoogte heeft van 3.59 meter) en dat hij alleen om die reden den Schuttersmaaltijd, trouwens onhandig weinig artistiek, op deze manier had voorgesteld door er een groot bovenstuk bij te fantaseeren. De portretten zouden dan niet langer hoofdzaak zijn geweest, en dit ware volstrekt niet inden geest en de manier van Vander Helst. Maarde heef ’t Hooft vond buiten deze kritische overwegingen ook positieve bewijzen. Met authentieke documenten toonde hij aan, waar het stuk inde zaal van den Voetboogsdoelen te midden van andere precies was geplaatst. Hij vond zelfs moeten in het muurwerk van het oude Bushms (de Militiezaal) en kon daardoor aantoonen dat de zaal inden Voetboogsdoelen niet zoo hoog kon zijn geweest dat zij den Schuttersmaaltijd op de aangegeven plaats bij mogelijkheid had kunnen bevatten, indien het stuk volgens de teekening van Cats (en de theorie van dr. Dyserinck) zooveel hooger ware geweest. Hij volgde het stuk nog verder op zijn weg, na 1699 inde Groote Krijgsraadskamer op e Raadhuis. Daarbij werden vertrouwbare getuigenissen aangehaald van tijdgenooten, die het stuk nooit anders hadden gekend dan inde tegenwoordige gedaante. Den hoogteafmeting van 4.40 meter, volgens Cats, zou bij de verschillende plaatsingen in ieder geval ónmogelijk zijn geweest. Hiermede was dus onwederlegbaar bewezen, dat Cats een voorbeeld had gegeven van pure fantasie, en dat de compositie van ons populairste schutterstuk nooit anders is geweest dan zooals wij die nog kennen. 1 r de Balbian Verstek HET WERK VAN I)r. J. G. VAN DILLEN Het tweede deel van dr. Van Dillen’s Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfs - leven en het gildexcezen van Amsterdam (R. G. P. no. 78) omvat de periode van 1612 tot 1632, dus den tijd, toen de stad met de bevolking snel en sterk aangroeide. In deze publicatie komt die groei tot uiting inde grootere beteekenis van den kleinhandel en de industrie; de groothandel valt buiten het plan van deze uitgave. De kleinhandel is uit den aard der zaak zeer gevarieerd; wij vinden hier de meest uiteenloopende beroepen en bedrijven, van de schoenlappers af tot de schildeis, de beeldhouwers en de geneesheeren toe. Inde industrie is uit den aard der zaak minder bontheid; hier komen behalve de gewone industrieën als brouwerijen enz. ook speciale Amsterdams che bedrijven voor als diamantbewerking, zeepzieder!] en suikerraffinaderij. Dr. van Dillen heeft zich vooral bezig gehouden met de sociale structuur van deze industrieën. Van grootindustrie is nog weinig sprake, al dwong de techniek, zoo inde brouwerij, de suikerraffinaderij, tot concentratie in grootere gebouwen. Maar gewoonlijk was het grootbedrijf huisindustrie. Dat neemt niet weg, dat het kleinbedrijf nog overheerscht; de dwingende gildekeuren 121