Tekstweergave van GA-1933_MB020_03100

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM stateerd. En nog altijd voorziet deze inde oude stad gelegen school ineen behoefte, want ze wordt ook veel bezocht door leerlingen wier ouders over het IJ wonen. Er is zorg gedragen de nieuwe eikenhouten deuren aan de buitenzijde te schilderen in het eigenaardige donkergroen, dat de deuren van onze gracht - woningen onderscheidt. En voor het dak, ook een voornaam deel vaneen gebouw, kon men nog de oude pannen gebruiken. Werkelijk, „het huys van Coymans” is zoo goed mogelijk hersteld, ter eere ook van zijn grooten bouwmeester. HET EEUWFEEST YAN EEN GKOOTE JOODSCHE INSTELLING Het Oude-Liedengesticht en het Ziekenhuis van het Ned. Israëlietisch Arm - bestuur mochten onlangs hun 100-jarig bestaan herdenken. Aan een bij deze gelegenheid verschenen populair geschriftje is in hoofdzaak het volgende ontleend. Van de vestiging der toen genoemde „Hoogduitsche” Joden in Amsterdam af, werd de zorg voor armen en zieken uitgeoefend door drie leden van het college \an Parnassijns der kerkelijke gemeente. Noch een oudeliedengesticht, noch een ziekenhuis bestond toen, hetgeen aan den slechten financieelen toestand der gemeenteleden, en ook aan hun positie tegenover hun niet tot de „Joodsche natie” behoorende medeburgers, moet wordep geweten. Althans eerst na de emancipatie der Joden kon aan de sedert lang bestaande plannen tot stichting der zoo noodige instellingen uitvoering worden gegeven. In 1804 werd door samenwerking van een aantal notabelen met Parnassijns-Armbestuurderen een perceel, gelegen op den hoek van Rapenburg en Rapenburgerstraat aangekocht en tot ziekenhuis ingericht. Dit perceel, waarin later het Port. Israël. Oude-Vrouwen- en Ziekenhuis werd gevestigd, voldeed niet aan de eischen, hoe bescheiden die toen ook nog waren. De bestuurders besloten dan ook het ziekenhuis over te brengen naar een meer, doch niet geheel geschikt huis, het op het Roeterseüand gelegen militair hospitaal, hetwelk voor de nieuwe bestemming werd verbouwd en den 23sten Januari 1820 als ziekenhuis werd ingewijd. Ondertusschen was reeds inden Grooten Kerkeraad, bij wien het administratief bestuur der kerkelijke gemeente berustte, ingezien, dat het nuttig en noodig was, het Armbestuur niet langer op drie leden van het college van Parnassijns te doen rusten, maar dit op te dragen aan een' afzonderlijk college, aangeduid als Separaat Armbestuur, waarin met drie Parnassijns nog 3 andere gemeenteleden zouden zitting hebben. Als uitvloeisel vaneen daartoe strekkend tot den minister van eeredienst gericht verzoek, mag worden beschouwd een Koninklijk besluit op 27 Mei 1818 door Z.M. Koning Willem I geteekend, waarin o.m. aan alle Israëlietische gemeenten binnen het rijk een jaarlijksche toelage uit de stedelijke kas voor haar behoeftigen werd toegekend en de afscheiding van het Armbestuur van het Kerkbestuur werd bevolen. Op grond van dit besluit wordt Koning Willem I als de grondlegger van het Israëlietisch Armwezen beschouwd. Eender eerste daden van het Armbestuur was het nemen vaneen besluit, om ter voldoening zoowel aan den wensch van den minister van eeredienst, als aan eigen verlangen, ter vervanging van het bestaande Ziekenhuis, een gesticht te vestigen, zoowel ten behoeve van hulpbehoevende zieken als van armlastige ge - brekkigen en ouden van dagen. Na veel zoeken en onderhandelen werd den 23sten Maart 1832 voor de som van / 7750 een terrein gekocht, toen bebouwd met eene inrichting van vermaak, ~de Keizerlijke Kolfbaan genaamd, en gelegen op de Nieuwe Keizersgracht tusschen Weesperstraat en Muidergracht. Dit terrein is nog heden een deel van het complex bij het Armbestuur in gebruik. Den Sisten Juli 1833 is de inwijding van het op dit terrein gebouwd Oude- 100