Tekstweergave van GA-1933_MB020_03089
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Uit
andere
bron
laten
wijde
afstamming
volgen.
Arnout
Jan
van
Brienen,
Heer
van
de
Groote
Lindt
enz.,
geb.
te
Amsterdam
in
1735,
regent
van
het
Maagdenhuis,
gestorven
aldaar
in
1804,
trouwt
te
’s-Graven
-
hage
in
1759,
Sophia
Marie
Half-Wassenaar,
gest.
te
Amsterdam
in
1802.
(Hij
was
de
kooper
van
het
huis
dat
hij
schonk
aan
zijn
zoon,
die
volgt).
Willem
Joseph
baron
van
Brienen,
heer
van
de
Groote
Lindt
enz.,
lid
van
de
firma
van
Brienen
en
Zoon,
Raad
1803,
staatsraad
i.b.d.
1807,
kamerheer-honorair
1807,
wethouder
1808,
later
maire
van
Amsterdam
1811,
bij
open
brieven
d.d.
3
Jan.
1812
door
Keizer
Napoleon
verheven
tot
baron
de
I’empire;
lid
der
Eerste
Kamer.
Bij
besluit
van
9
Uee.
1914
werd
hij
benoemd
inde
ridderschap
van
Holland.
Bij
Kon.
Besluit
van
12
Jan.
1825
werd
hij
met
zijn
oudsten
zoon
Arnout
Willem,
verheven
tot
baron
overgaande
bij
eerstgeboorte.
In
1835
werd
dit
diploma
veranderd
ineen
erkenning
met
de
titels
van
baron
en
barones.
Willem
Joseph
was
in
1782
getrouwd
met
M.
T.
J.
Ram
van
Schalkwijk.
Hij
stierf
op
huize
Clingendaal
onder
Wassenaar,
10
Oct.
1839.
Uit
dit
huwelijk
sproot
de
reeds
genoemde
oudste
zoon,
Arnout
Willem
baron
van
Brienen,
heer
van
de
Groote
Lindt,
enz.,
geb.
te
Amsterdam
in
1783,.
lid
van
den
Raad,
van
1815
tot
zijn
dood
regent
van
het
Maagdenhuis,
kamerheer
van
Koning
Willem
I,
lid
der
Eerste
Kamer,
chef
der
garde
nationaal
te
Amsterdam.
Hij
stferf
op
Clingendaal
in
1854.
Hij
was
in
1813
getrouwd
te
Amsterdam
met
A.
L.
van
Wyckerslooth
van
Grevenmachern;
daarna
te
Beveren
in
Vlaanderen
in
1825
met
C.
F.
J.
van
Brouckhoven
van
Bergeyk,
dame
du
palais
van
Koningin
Anna
Paulowna,
gest.
te
Amsterdam
in
1846.
De
jongste
dochter
uit
het
tweede
huwelijk
was
Angélique
Adelaide
Louise
Caroline
barones
van
Brienen
van
de
Groote
Lindt,
geb.
te
Amsterdam
in
1832.
Zii
trouwde
aldaar
27
Oct.
1852
met
Simon
Gérard
Louis
Prince
d’Hénin
comte
d’Alsace,
geb.
te
Parijs
in
1832,
gestorven
aldaar
in
1891.
Deze
waren
dus
de
ouders
van
den
schenker.
Het
adellijke
geslacht
Van
Brienen
is
in
1903
inde
mannelijke
lijn
uitgestorven.
Uit
den
uitvoerigen
inventaris
op
het
veilingbiljet
van
1781
blijkt
dat
vele
ver
-
sieringen
in
het
interieur
nog
aanwezig
zijn,
maar
dat
Van
Brienen
na
1800
wijzigingen
heeft
laten
aanbrengen
om
met
den
tijd
mee
te
gaan,
kenmerkend
voor
het
eerste
keizerrijk.
Maar
het
geheele
interieur
geeft
toch
een
sprekend
voorbeeld
van
de
inrichting
eener
patricische
woning
inde
tweede
helft
van
de
18e
eeuw.
Het
is
dus
van
bijzondere
cultuur-historische
beteekenis
en
daartoe
heeft
de
schenker
bijgedragen
door
de
bepaling
dat
enkele
der
voornaamste
ver
-
trekken
geheel
moeten
blijven
zooals
zij
zijn.
De
architect
Jan
de
Meyer
geeft
bij
een
zeer
duidelijke
afbeelding,
een
opgewekt
verslag
van
zijn
herstellingswerk
aan
het
vroeger
reeds
beschreven
perceel
Nieuwe
Brugsteeg
13
op
den
hoek
van
de
St.
Olofspoort.
Dit
is
een
karakteristiek
oud-
Hollandsch
winkelhuis
met
een
sierlijken
topgevel.
Bij
de
zorgvuldige
restauratie
heeft
de
heer
De
Meyer
een
interessante
puzzle
kunnen
oplossen.
Een
half
verminkte
gevelsteen
vertoonde
een
opschrift
zonder
zin,
maar
na
vlijtige
over
-
weging
is
het
gebleken
dat
er
gestaan
moet
hebben:
„Inde
Lomp”.
Dat
zou
nog
onverstaanbaar
zijn
als
het
oud-Hollandsche
woordje
„lomp”
niet
synoniem
was
met
suikerbrood
en
ook
in
samenstellingen
voorkwam
als
lompbak,
lompsiroop,
lompsuiker,
enz.
Een
lomp
was
dus
een
suikerbrood
en
de
nering
die
hier
was
gevestigd,
bestond
in
het
verkoopen
van
suikerbrooden.
De
voorstelling
op
den
gevelsteen
stemt
daarmee
volkomen
overeen:
achter
een
werktafel
heeft
een
man
suikerbrooden
in
bewerking,
links
daarvan
vertoont
een
ander
de
reeds
gereed
gekomen
brooden.
Hier
is
geen
sprake
vaneen
toonbank
ineen
winkelbedrijf,
maar
vaneen
werkbank
die
op
tonnen
rust.
Het
huis
„Inde
Lomp”
was
dus
een
kleine
suikerraffinaderij,
een
bedrijf
dat
wegens
het
brandgevaar
in
later
tijd
binnen
de
stad
werd
verboden.
89