Tekstweergave van GA-1933_MB020_03088
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
de
defecte
en
onbmycbaare
papieren
in
zakken
in
’t
IJe
geworpen
zijn
en
het
overige
verbrand
is.
”Van
dien
brand
bestaat
een
gelijktijdige
prent
van
den
N.Z.
Voorburgwal
gezien
en
daarop
lijkt
de
brand
hevig
en
verwoestend.
Maar
het
verlies
aan
16e
eeuwsche
protocollen
bleef,
blijkens
een
daarvan
nog
bestaande
lijst,
beperkt
tot
die
van
niet
rijper
dan
drie
met
name
vermelde
notarissen.
HENDEICK
DE
KEYSER
Bij
gelegenheid
van
de
vijftiende
jaarvergadering
van
de
vereeniging
„Hendrick
de
Keyser”
is
een
fraai
uitgevoerd
verslag
verschenen
waarvan
we
hier
niet
vroeger
melding
hebben
kunnen
maken.
De
voorzitter,
de
heer
J.
Th.
Boelen,
betreurt
in
zijn
inleiding
vooral
dat
de
subsidies
van
Rijk
en
Gemeenten
ver
-
minderden
en
in
het
bijzonder
spreekt
hij
groot
leedwezen
uit
over
het
besluit
van
het
Gemeentebestuur
van
Amsterdam
om
het
subsidie,
dat
toch
al
uiterst
gering
was
in
verhouding
tot
het
groot
aantal
perceelen
dat
de
vereeniging
in
Amsterdam
bezit,
geheel
in
te
trekken.
Dit
is
temeer
te
betreuren,
daar
zij
het
bedrag
der
subsidies
geheel
aan
restauratie-kosten
besteedt,
dus
aan
arbeids
-
loonen,
teekenloon
en
architect-honorarium,
zoodat
deze
bijdragen
medewerken
tot
leniging
der
werkloosheid
en
juist
om
een
categorie
van
werknemers,
die
op
het
oogenblik
sterk
getroffen
is,
nl.
zij
die
inde
bouwvakken
werkzaam
zijn,
te
steunen.
Indien
het
verminderen
en
vervallen
van
Rijks-
en
Gemeente-subsidies
blijft
doorgaan,
zal
Hendrick
de
Keyser
de
restauraties
inde
toekomst
blijvend
moeten
staken.
In
zijn
uitvoerig
jaarverslag
geeft
de
secretaris,
mr.
H.
Westermann,
vervolgens
een
overzicht
van
de
verschillende
perceelen
die
in
het
afgeloopen
jaar
zijn
aan
-
gekocht
en
van
de
restauratie-
en
onderhoudswerken
in
vele
plaatsen
des
lands.
Het
jaarverslag
van
den
penningmeester,
den
heer
Alfred
Schröder,
is
in
weinig
optimistischen
toon
gesteld,
want
het
vertoont
een
achteruitgang
van
inkomsten
en
middelen,
die
tot
de
grootste
voorzichtigheid
dwingt.
Daarna
worden
enkele
belangrijke
aanwinsten
en
restauraties
beschreven
en
met
fraaie
afbeeldingen
opgeluisterd.
Voor
zoover
zij
op
Amsterdam
betrekking
hebben,
geven
we
daarvan
een
denkbeeld.
Inde
eerste
plaats
geeft
de
heer
C.
Visser,
adviseur
der
vereeniging,
een
uit
-
voerige
beschrijving
van
het
patricische
huis
Heerengracht
284,
de
vorstelijke
schenking
van
Comte
d’Alsace
Prince
d’Hénin
te
Parijs,
het
perceel,
dat
sedert
159
jaar
in
het
bezit
van
de
familie
zijner
moeder,
het
geslacht
Van
Brienen,
is
geweest.
Inden
aan
vang
van
dit
jaar
heeft
de
Prins
dit
huis
bij
een
acte
van
schenking
aan
Hendrick
de
Keyser
tot
verder
behoud
overgedragen,
waarbij
hij
zich
tot
zijn
dood
het
gebruik
van
het
perceel
heeft
voorbehouden.
Wij
hebben
in
dit
maandblad
(op
blz.
75)
bij
een
afbeelding
reeds
van
dit
voorname
huis
melding
gemaakt
en
kunnen
dus
volstaan
met
enkele
aanvullende
bijzonderheden
uit
het
artikel
van
den
heer
Visser.
De
bouwheer
van
het
perceel
in
zijn
tegenwoordige
gedaante
is
niet
met
zekerheid
bekend.
In
1732
werd
het
gekocht
door
den
timmerman
Simon
Bollard
voor
/
30.000,
die
het
geluk
had
het
een
jaar
later,
op
30
April
1733,
uit
de
hand
te
verkoopen
aan
David
Rutgers
voor
ƒ
42,000.
Het
huis
is
daarop
door
erflating
gekomen
in
het
geslacht
Van
Meeheren.
Het
kwam
in
openbare
veiling
op
14
Mei
1781
en
werd
toen
voor
j
65,275
eigendom
van
Arnoldus
Johannes
van
Brienen.
De
nieuwe
eigenaar
had
het
huis
niet
voor
zichzelf
gekocht.
Bij
acte
van
donatie
op
8
September
1782
schonk
hij
het
aan
zijn
zoon,
Willem
Joseph
van
Brienen,
den
„maire”
onder
het
Fransche
bewind.
In
October
1852
trad
diens
dochter
Angélique
inden
echt
met
Prins
d’Hénin
comte
d’Alsace.
Uit
dit
huwelijk
is
de
schenker
gesproten.
Hij
erfde
het
huis
van
zijne
moeder,
wier
ouders
het
hadden
bewoond.
88