Tekstweergave van GA-1933_MB020_03087
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
het
aantal
deelnemers
bedroeg
welgeteld
niet
minder
dan
256!
Wij
zeggen
dus
zeker
niet
te
veel,
wanneer
wij
onze
medeleden
de
heeren
Cuypers
en
Six,
namens
Amstelodamum
oprechten
dank
zeggen,
voor
alle
moeite
die
zij
zich
hebben
getroost
om
aldus
als
cicerones
te
dienen.
Daarbij
past
tegelijk
groote
erkentelijkheid
aan
den
eigenaar,
Baron
van
Zuylen
van
Nyevelt,
den
Heer
van
de
Haar
te
Parijs,
die
ons
met
groote
heuschheid
inde
gelegenheid
had
gesteld
tot
het
brengen
van
dit
massale
bezoek
aan
zijn
vorstelijke
bezitting.
Bij
de
bezichtiging
van
de
uitgestrekte
parken
en
tuinen
daarentegen,
misten
wij
elk
geleide,
zoodat
enkele
groepen
zelfs
eenige
moeite
hadden
den
weg
te
vinden
naar
het
dorpje
Nieuw-Haarzuylens
waar
de
autobussen
voor
den
terug
-
tocht
wachtten.
Na
eenige
omzwervingen
hebben
allen
echter
het
doel
bereikt
en
dank
zij
vooral
het
prachtige
weer,
hebben
zij
zich
niet
zeer
beklaagd
over
deze
extra
wandeling
ineen
mooie
omgeving.
De
tocht
naar
het
kasteel
zal
bij
allen
die
er
aan
hebben
deelgenomen,
zeker
in
aangename
herinnering
blijven.
HET
NOTARIAAT
TE
AMSTERDAM
IN
VROEGER
TIJD
In
het
26ste
Jaarboek,
voor
1929,
heeft
mr.
W.
F.
H.
Oldewelt
een
studie
geleverd
over
dc
notarissen
te
Amsterdam
vóór
1600,
waarbij
een
aantal
afbeel
-
dingen
naar
de
curieuse
ambtsmerken
die
zij
bezigden,
hetzij
die
geheel
met
de
pen
waren
geteekend
of
gestempeld
waren.
Het
oudste
ambtsmerk
was
dat
van
notaris
Johannes
Uter
Spye
van
1369.
We
mogen
naar
die
interessante
studie
ver
-
wijzen
wanneer
we
nu
ook
melding
maken
vaneen
artikel
in
het
Hbl.
van
15
Juni
j.L,
waarin
dezelfde
schrijver
ook
mededeelingen
heeft
gegeven
over
het
notariaat
in
later
tijd.
De
bewaard
gebleven
akten
uit
den
vroegsten
tijd
zijn
dooreen
klerk
gemaakte
afschriften
op
perkament
van
de
minuten
in
het
protocol.
Het
voornaamste
was
de
door
den
notaris
eigenhandig
geschreven
bekrachtiging
met
zijn
daarnaast
ge
-
penteekend
ambtsmerk,
dat
soms
zijn
naam
of
een
lijfspreuk
bevatte.
Omstreeks
het
midden
der
16e
eeuw
begon
men
in
palmhout
gesneden
stempels
te
bezigen
in
plaats
van,
maar
volkomen
overeenstemmend,
met
de
vroeger
gevoerde
pen
-
teekeningen.
Deze
zijn
op
hun
beurt
weaer
verdrongen
door
afdrukken
in
was
van
de
zegels
der
notarissen,
vergezeld
van
hun
handteekening.
Deze
17e
eeuwsche
zegels
geleken
in
geen
enkel
opzicht
meer
op
de
middeneeuwsche
handmerken.
De
plaats
waar
aan
den
notaris
een
uiterste
wilsbeschikking
werd
gedicteerd
was
natuurlijk
dikwijls
de
ziekenkamer
van
den
erflater.
Als
het
testament
werd
gemaakt
bij
den
notaris
aan
huis,
dan
was
zijn
kantoor
de
aangewezen
localiteit.
Maar
vrij
dikwijls
geschiedde
de
notarieele
handeling,
in
afwijking
van
het
tegen
-
woordige
gebruik,
op
een
openbare
plaats.
Er
scheen
geen
bezwaar
tegen
te
bestaan,
dat
anderen
konden
zien
en
hooren
dat
iemand
zijn
uitersten
wil
vast
-
legde.
Inde
15e
eeuw
geschiedde
dit
bijvoorbeeld,
dit
blijkt
uit
de
akten
zelf,
in
de
kerk,
in
het
koor
van
de
St.
Nicolaaskerk,
op
de
openbare
straat,
inde
bibliotheek
van
de
Oude
Kerk,
inde
cel
van
den
prior
van
het
St.
Paulusklooster,
op
het
Stadhuis
of
ook
wel
op
het
kerkhof
van
de
Nieuwe
Kerk.
Deze
laatste
plaats
inspireerde
gelijk
de
aanhef
van
het
testament
luidt
-
tot
de
sombere
overdenking
„dat
de
menseh
na
zijn
geboorde
als
een
bloem
opbloeit,
maar
ook
even
ras
vertreden
wordt
en
zijn
bestaan
vervluchtigt
als
een
schaduw”.
Bij
den
grooten
brand
in
1652
van
het
oude
stadhuis
zijn,
in
tegenstelling
van
een
vrij
algemeene
meening,
geen
oude
protocollen
verloren
gegaan,
want
eerst
in
1656
overwoog
de
vroedschap
om
geen
notarissen
meer
toe
te
laten
dan
na
de
belofte,
dat
na
hun
dood
hun
protocollen
ter
secretarie
zouden
worden
gedeponeerd.
Erger
was
een
brand
in
het
Raadhuis,
aan
den
kant
van
de
tegenwoordige
Paleisstraat,
bepaaldelijk
inde
bewaarplaats
van
de
notarieele
protocollen,
in
het
jaar
1762.
De
heer
Oldewelt
heeft
daaromtrent
gevonden
„dat
een
gedeelte
van
87