Tekstweergave van GA-1933_MB020_03020

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM si translater esse vis, vel amico de Vries mittam”, dan is n. m.m. translater een Hollandisme en beteekent overbrenger (van Voorburg naar Amsterdam) in letter - lijken zin en niet vertaler. Niet alleen dat Spinoza zou geweten hebben, als er van een vertaling sprake was, wie de twee eerste deelen had vertaald, maarde indruk van den brief is toch zonder twijfel, dat de geadresseerde een nieuweling inden philosophischen kring was en aan dezen zou hij toch niet de vertaling zonder meer opdragen. Spinoza’s kennis van het Hebreeuwsch was n. m.m. geenszins grooter dan van Christengeleerden in dien tijd. Niet alleen omdat zijn opvoeding zich van die dezer kringen nauwelijks onderscheidde, maar ook omdat de indruk der Hebreeuwsche citaten en de verschillende reeds aangewezen vergissingen geen zelfstandige beheersching der Hebreeuwsche litteratuur doen veronderstellen, maar dikwijls den indruk maken tweedehandsch te zijn. De embrionale Hebreeuwsche grammatica is eerder een philosophische proeve, dan een philologische, zooals vooral Bernays deed zien. Zonder twijfel zoude een onderzoek naar de mate van Spinoza’s kennis van het Hebreeuwsch en van zijn bronnen hierbij, mits zonder vooringenomenheid begonnen, de moeite waardig zijn. Heel zijn opvoeding moeten we zien inden geest der zonen van de rijke kooplieden, waartoe hij zelf was voor - bestemd. Ineen der oorkonden bij Vaz Dias van 15 II 1655 vinden we Jarich .Telles reeds in 1654 in handelsconnectie met Portugeesche Joden. Dat langs dezen weg Spinoza met de Collegianten in aanraking kwam is mogelijk. Maar het feit zelve, dat hij in die jaren reeds met de Collegianten omgang had, staat wel vast. Dat deze omgang voor de Portugeesche Joden van één hunner, die in handels - connectie met Spanje en Portugal stond, een zaak van het hoogste gevaar be - teekende, zal ieder begrijpen, die weet, dat de overgang tot een niet-katholieke Christensecte, niet minder, zoo niet erger dan de terugkeer tot het Jodendom, door de Inquisitie werd vervolgd. Tegen dergelijke gevaren te waken was de taak van Parnassijns en toen zij blijkbaar Baruch Espinoza van dezen omgang niet konden terughouden, hebben zij, Parnassijns, als regeerders der Gemeente, als beschermers tegen gevaar en bewakers der handelsbelangen, Spinoza 27 Juli 1656 inden ban gedaan, dat wil zeggen: de eenige vorm van economischen boykot, die hun tot behoud der aan hun zorgen toevertrouwde gemeenschap ter beschikking stond, op hem toegepast. Dit is de uitsluitende beteekenis van dezen ban, die niet als „openlijke vervloeking” (H. W. van der Vaart Smit 29 XII 1932) wegens heterodoxe denkbeelden is afgekondigd, maar om aan Spinoza, wegens zijn voor de Joodsche gemeenschap te Amsterdam gevaarlijke neiging tot niet-katholieke Christenen, het handeldrijven in eigen kring met eender Portugeesche Joden of zelfs Marranen onmogelijk te maken. Uit tal van overwegingen blijkt, dat dit de eenige reden voor den ban was. Dat de nog niet vierentwintigjarige handelsman Spinoza vóór Juli 1656 reeds iets zou hebben geschreven of zelfs geconcipieerd van zijn latere werken, dat den ban zou hebben veroorzaakt is uitgesloten, zijn eerste werk valt ’n vijf jaar later; dat Parnassijns zich met de vele ongeloovigen inde Gemeente, wier bestaan we door Orobio de Castro’s beschrijving kennen, zouden hebben bemoeid, als zij niet een concreet gevaar veroorzaakten evenzeer. Maar als er werkelijk een openlijke vervloeking om des geloofs wille ware geweest, dan had men zich daarop ineen of anderen vorm wel inde latere Christelijke veroordeelingen van het Traktaat beroepen en hadden we het banverhaal wegens heterodoxe denkbeelden niet eerst vernomen uit de legendenverzameling van Lucas en zijn volgelingen. Zelfs uit de beroemde predikatie van den Londenschen Chacham David Nieto: De la Providencia o sea naturaleza Universal o Natura naturante (1704), nog geen halve eeuw na den ban, en de instemmende beoordeeling er van door den lateren Amsterdamschen Opperrabbijn Chacham Zevi Asquenazi blijkt, dat de door Spinoza verkondigde philosophische opvatting, dat God is de immanente en niet transcendente oorzaak van alle dingen, geenszins als heterodoxie werd beschouwd of met den ban in verband gebracht. Maar we hebben ook positieve 20