Tekstweergave van GA-1933_MB020_03018
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
en
einde
1617
naar
Lissabon
gekomen.
Een
spion
der
Inquisitie
te
Amsterdam
had
hem
overreed
tot
het
Katholicisme
terug
te
keeren.
Dit
werd
hem
eerst
toegestaan,
nadat
hij
de
Portugeesche
Joden
in
alle
drie
plaatsen
met
hun
aliassen
(deknamen
voor
hun
handel
in
Spanje
en
Portugal)
en
Portugeesche
handels
-
connecties
had
verraden.
Uiteen
onderzoek
op
het
Amsterdamsch
Archief,
op
mijn
verzoek
door
den
heer
Vaz
Dias
ingesteld,
bleek,
dat
Bravo
Juni—Juli
1616
werd
beschuldigd
met
„zeker
(christen)
vrouwspersoon”
omgang
te
hebben
gehad,
hetgeen
hij
ook
bij
pijne
ondervraagd
ontkende.
Naar
mijn
meening
is
de
keur
van
8
November
1616
(Noordkerk
I,
472)
het
dirckt
gevolg
van
dit
voorval.
Het
geval
Bravo
en
vroeger
gepubliceerde
bewijzen,
over
de
spionnage
der
Inquisitie
maken
het
begrijpelijk,
dat
de
Portugeesche
Joden
zich
ook
hier
in
hun
handels
-
belangen
en
hun
zeilend
vermogen
voortdurend
in
gevaar
voelden,
maar
ook
voor
het
leven
hunner
verwanten
en
correspondenten
in
Spanje
en
Portugal
vreesden.
Het
gevolg
was
een
strenge
organisatie
der
gemeente,
waarin
de
rijkste
en
machtigste
kooplieden
(niet
de
Chachamim-opperrabbijnen)
als
Parnassijns
een
volkomen
Regentenmacht
uitoefenden.
Deze
macht
inde
gemeentewas
ook
gericht
op
de
handelsbelangen
en
natuurlijk
op
de
politiek.
Als
voorbeeld
diene,
dat
de
vijandige
houding
van
Parnassijns
tegen
Chacham
Menasse
Ben
Israël
n.m.m.
gezien
moet
worden
door
de
tegenstelling
in
politieke
opvatting,
daar
Menasse
met
Cromwell
wilde
onderhandelen
en
hem
later
bezocht,
terwijl
Parnassijns
in
September
1656
met
een
afgezant
van.
Karei
II
onderhandelen
om
geld
te
verschaffen
voor
een
landing
in
Engeland
(naar
een
MS
in
het
Br.
Museum
reeds
in
1900
door
mij
gepubliceerd).
Nog
de
geheele
zeventiende
eeuw
werden
alleen
zij
Parnassijn,
die
door
hun
rijkdom
en
invloed
er
voor
konden
waken,
dat
de
handelsbelangen
der
Joodsche
Natie
geen
gevaar
liepen.
Niet
de
joodsch-godsdienstige
richting
gaf
den
doorslag.
Zoo
kennen
we
reeds
in
1618
een
geval
vaneen
Parnassijn
(stellig
niet
dr.
Abraham
Farrar,
zooals
Kayserling
en
lateren),
die
alle
godsdienstwetten
met
voeten
trad
en
zijn
opvatting
inde
gemeente
wilde
doen
zegevieren.
Ook
de
splitsing
in
drie
gemeenten
tot
1639
ligt
zeker
niet
op
religieus
terrein,
maar
in
Parnassijns-verhoudingen.
De
godsdienstige
gezindheid
dezer
Portugeesche
Joden
was
van
de
meest
verschillende
richting;
ongeloovigen
waren
talrijk,
zooals
we
weten
uit
de
waardevolle
karakteristiek
door
Isaac
Orobio
de
Gastro
uit
ca.
1660,
door
Gebhardt
herhaaldelijk
gepubliceerd.
Het
is
noodig
dezen
achtergrond
der
Joodsche
Gemeente
te
kennen,
als
we
Spinoza’s
leven
in
Amsterdam
willen
schetsen.
Baruch
Espinoza
was
de
zoon
van
den
Parnassijn
Michaël
Espinoza
(ca.
1587
—
1654),
wiens
alias,
volgens
een
geenszins
bewezen
vermoeden
van
Vaz
Dias,
Gabriël
Alvares
d’Espinoza
zou
zijn
geweest
en
van
zijn
tweede
vrouw
Hanna
Debora
(st.
1688).
Of
de
oom
en
schoonvader
van
Michaël,
Abraham
d’Espinoza
uit
Nantes
(lijdelijke
verblijfplaats)
de
vader
van
deze
Hanna
Debora
was
of
van
Michaëls
eerste
vrouw,
is
nog
niet
vast
te
stellen.
Zeer
onwaarschijnlijk
is
het,
dat
Isaac
d’Espinoza
te
Rotterdam
(st.
1627)
de
vader
van
Michaël
zou
zijn
geweest.
Dat
een
zoon
van
Michaël
ook
Isaac
heette
is
daarvoor
geen
bewijs,
want
de
patriarchale
voornamen
bij
de
joodgeworden
Marranen
zijn
uit
religieuse,
niet
uit
genealogische
overwegingen
gekozen.
Dit
is
alles,
wat
we
voorloopig
van
de
voorouders
van
Baruch
Espinoza
weten,
al
het
andere
(ook
Dunin
Borkowski:
Nach
dreihundert
Jahren)
is
phantasie.
Als
zoon
van
den
rijken
Parnassijn
genoot
Spinoza
een
opvoeding,
zooals
de
rijke
zoons
der
Amsterdamsche
kooplieden
die
in
het
algemeen
kregen.
Het
is
uitgesloten,
dat
de
kinderen
dezer
Joden-Regenten
zelfs
inde
lagere
afdeeling
der
Ets-Haiimschool
zouden
zijn
opgeleid;
niet
alleen
was
deze
school
voor
hun
aantal
te
klein,
maar
het
was
ook
eendoor
de
rijken
onderhouden
armenschool,
geen
enkele
naam
der
rijke
Parnassijnsfamilies
Zal
inde
lijsten
der
hoogere
afdeeling
voorkomen.
Nergens
is
onder
Joden
zulk
een
sterk
standsverschil
als
in
Amsterdam,
waarbij
ae
Portugeesche
Joden
het
prototype
waren.
Baruch
werd
geheel
in
18