Tekstweergave van GA-1933_MB020_03008

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM toetsen aan de werkelijk - heid vaneen onverbiddelijk waar document. Rembrandt woonde toen ten huize van zijn vermogenden a.s. zwa - ger, den schilder Hendrick Uijlenburgh op de Breê - straat. Volgens een akte (in het notarisprotokol van Jacob van Zwieten) kwam op 26 Juli 1632 iemand daar naar Rembrandt in - formeeren, en constateeren, dat de schilder „noch fris, clouck en wel te pas was”, waarop deze antwoordde: „dat is waer, ick ben Godtloff in goede dispositie en wel te pas. Alles oprecht” enz. „Dat klinkt anders dan een klacht over „eensaemheit” in Amsterdam en behoefte aan „onvergetelijke rust”. Dat bovendien Rembrandtin Januari 1632 de „Anato - mische Les” schilderde van prof. Nicolaes Tulp, met acht levensgroote figuren; verder het portret van Nicolaes Ruts, toevallig ook met een onleesbaar briefje in de hand; en nog tal van andere portretten, waaronder Marten Looten, zal hem toch ook wel geen reden gegeven hebben om te klagen over „eensaemheit”, en te verlangen naar „rust”. „De schilder verklaart in goede dispositie, d.i. in goede gezondheid en stemming te zijn; en wel te pas, d.i. naar wensch, zooals het behoort. „Volgens de leerzame dissertatie van dr. van Rijckevorsel voelde Rembrandt zich in zijn kunst sterk geboeid door de traditie. Welnu, traditie heeft hem dan ook dezen brief in het penseel gegeven. Zeer talrijk zijnde portretten van Italianen, Spanjaarden, Engelschen en Hollanders, aan welke door de schilders een brief in de hand is gegeven. „Nu is ’t begrijpelijk dat Rembrandt Marten Looten, die zijn rechter hand tegen zijn kleed op de borst houdt, en zijn hoed op het hoofd heeft, een brief inde linker heeft gegeven, dien hij blijkbaar juist heeft gelezen, en waarover hij schijnt na te denken ineen vriendelijke stemming, die de schilder wil weergeven. Die brief is dus voor den schilder gewoon een bijzaak, een accessoire, om de houding van Looten natuurlijker, expressiever te maken. Maar, evenals vele andere schilders met derge - lijke brieven op hun portretten, heeft de schilder, aan de traditie getrouw, het niet noodig geacht, dit epistel vaneen duidelijk leesbaren tekst te voorzien. Dit is toch slechts een ornament, en de schijn vaneen opschrift was voldoende voor het effect. Tevens kon hij den brief gebruiken, ook al weer volgens de oude schilders - traditie, le om den afgebeelde te noemen; 2e om het jaar (soms den leeftijd) aan te geven, 3e om zijn monogram te plaatsen. „Wel heeft Rembrandt hier en daar door den schijn vaneen woord- of letter - vorm, den brief ook het niterlijk vaneen echt epistel willen geven. Zoo kan men den eersten regel lezen, als: „Eersame en vorsienige Gelerte”. Zooals vele in 17e eeuwsche brieven. De tweede regel schijnt te beginnen met: „(D)e personagie nog souden hangen” (?) n.l. als schilderij. De laatste regel schijnt te beteekenen: „ende Godt befolen”. Dit staat er zelfs zeer duidelijk; die zoogenaamde grieksche pi is: „en” met de gewone samentrekkingsstreep er boven. Maar verder is het opschrift een schijnschrift, en niets dan kriebeldekrab. Vreemd zou het ook staan ineen echten brief iemand gewoon met zijn naam toe te spreken, zonder eenige betiteling als: „Erentfeste Heer Marten Looten”. Zonder dat begon toen niemand een echten brief. 8