Tekstweergave van GA-1933_MB020_03004

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM De heer M. D. Henkél beschrijft bij afbeeldingen werk van de leden van het geslacht De Passé, teekenaars en graveurs, in het bijzonder de collectie prenten voorkomende ineen plakboek van den kunstlievenden D. Franken Dzn., wiens geheele bibliotheek aan het genootschap werd gelegateerd. Deze zeldzame prenten onderscheiden zich meest door hun bijzondere kwaliteiten. Eenige daarbij behoorende portretten behooren tot de zeldzaamheden van de Nederlandsche prentkunst. De heer J. Knoef geeft bijzonderheden overeen zeer weinig bekend kunstenaar uit het begin der 19e eeuw, den Amsterdammer P. G. Bertichen, geboren 1796 en gestorven, wellicht elders, na 1824. Van hem bezit het genootschap drie schil - derijtjes, als de tot dusver eenig bekende werken van zijn hand. Zij onderscheiden zich niet door bijzondere kunstwaarde, maar ze getuigen vaneen trouwhartige observatie, zij vertoonen solide teekening en ze zijn niet onaangenaam van kleur. Dit drietal is thans in bruikleen gegeven in het Historisch Museum inde Waag. Het zijn gezichten op het Bickerseiland. Een daarvan, gemerkt en gedateerd 1823, dat een scheepstimmerwerf vertoont, is bij het artikel afgebeeld. Deze schilderijtjes bezitten dus vooral topographische waarde. BRUG OP, BRUG AF Rembeandt of Huls wit? Repetita iuvant: den vriend van het maandblad wordt hier nogmaals het teeke - ningetje, waarin Frits Lugt de brug te Ouderkerk herkend heeft, in afbeelding voorgezet (afb. 1). Allerminst om de topographische identificatie, welke de heer De Balbian Verster in het laatste nummer blz. 101 nog eens terecht releveerde, te bestrijden; wel, ten hoogste, om bij de dateering voorzichtigheid aan te bevelen, maar, inde eerste plaats, om de toeschrijving aan Rembrandt nader te onderzoeken. Want de groeiende vermaardheid van de ontegenzeggelijk boeiende schets berust misschien op ... . een vergissing! Dat er althans iets in deze krabbel is, dat afwijkt van Rembrandts teekenstijl, kwam reeds tot uiting inde veronderstelling, dat een andere hand deze teekening heeft opgewasschen. De erkenning, dat dein de rivier spiegelende schaduwen zeker niet van Rembrandt zijn, brengt echter de noodzakelijkheid mede, om de latere aanvullingen dan van het oorspronkelijke aspect te abstraheeren. Wie daartoe een poging aanwendt, ziet, bij het wegdenken van het schaduwend penseel-werk, de tegenstelling van licht en donker verdwijnen en daarmee een van de opvallende aantrekkelijkheden van de teekening. Maar wat blijft er over? Een penteekening, die in zichzelf niet compleet is. Inden achtergrond loopt nog slechts een contour en ontbreekt iedere vertikale lijn, die huizen en boomen daar behoeven. Alleen de schaduwen binden het beeld tot een geheel. Er is bovendien nog een ander bewijs, dat de schaduwen gelijktijdig, ja, binnen de minuut, met de lijnen zijn geschetst; de inkt van de laatste, die bruin is, is doorgeloopen inde grijze lavis. De pennelijnen waren nog niet droog, toen de kwast erover ging. En ten slotte: ook de pen werd, ziet men wel toe, niet door Rembrandt’s hand geleid: de overeenkomst van ductus is slechts oppervlakkig. Nu wil het toeval, dat inde verzamelingen van Teylers Stichting een zusje van deze teekening is (afb. 2). Plet is ook een ophaalbrug, die ditmaal tusschen stads - huizen ligt. Met even pittige lijnen is ze vlug geschetst en met dezelfde soort was voltooid. De spiegeling van de brug is haast identiek. Ook in deze teekening vindt men een combinatie, die inde „Rembrandt” van ’s-Rijks Prentencabinet merk - waardigerwijze nog niemand heeft gealarmeerd, en die toch karakteristiek is voor het begin van de 19e eeuw: bruine penlijnen en grijze lavis. Maar ze draagt dan ook een naam, daarmee in overeenstemming: Jan Hulswit. En daarom stellen wij de vraag: kan Jan Hulswit de bekende „brug te Ouderkerk” niet eveneens geteekend hebben? Een zeker bewijs daarvoor te leveren is weliswaar niet mogelijk. Toch steunt meer dan één omstandigheid de hypothese. 4