Tekstweergave van GA-1933_JB030_00216
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
regelen
hebben
geciteerd
en
in
dichtbundels
uit
dien
tijd
staan
afgedrukt.
Een
niet
gering
aantal
komen
echter
in
die
bundels
niet
voor,
ja
verschillende
mist
men
zelfs
inde
latere
uitgaven
van
de
dichtwerken
van
voornoemde
dichters.
Coppenol
bezat
deze
gedichten
dus
blijkbaar
alleen
zelf
in
handschrift,
terwijl
de
planodruk
noch
bij
zijn
verschijnen,
noch
later,
groote
bekendheid
verwierf
’
.
De
uitgave
was
een
persoonlijke
liefhebberij
van
Coppenol,
wiens
ijdelheid
er
door
werd
bevredigd.
Wanneer
men
beide
bladen
dan
ook
beschouwt,
kan
men
nauwelijks
een
glimlach
onderdrukken:
alleen
iemand
die
in
zijn
hersens
is
gekrenkt,
denkt
er
aan
zulk
een
jaersproduct
te
pubhceeren.
Van
de
acht
en
twintig
lofdichten
slaan
slechts
enkele
rechtstreeks
op
de
prent
van
Visscher.
Het
gedicht
van
Huygens
onder
de
gravure
was
reeds
m
1637
gemaakt,
zooals
wij
hiervoren
reeds
zagen.
Het
versje
van
den
Haagschen
jurist
Cornelis
Boey
„Op
d’Afbeeldinghe
van
den
onvergelijcklicken
letter-schrijver
Mr.
Lieven
van
Coppenol,
t'Amsterdam”
moet
ook
in
1637
zijn
ontstaan,
omdat
inden
Catalogus-Vander
Willigen
een
schrijven
van
den
rechtsgeleerde
voorkomt,
gedateerd
I
Jan.
1658,
waarin
deze
zegt
gedichten
op
de
prent-
en
schrijfkunst
van
Coppenol
inden
brief
bij
te
sluiten.
Boey
noemt
niet
zonder
overdrijving
het
werk
van
Coppenol
het
negende
wereldwonder.
Bij
Jacob
Cats
moet
Coppenol
evenals
bij
Westerbaen
met
zijn
karrevracht
calligrafica
einde
1657
op
bezoek
zijn
geweest,
want
eerstgenoemde
zegt:
Ghy
hebt
my
deer
gedaen
van
my
uw
kunst
te
toonen
En
ik
wou,
so
ik
kon,
u
gunste
wel
beloonen
Met
eenigh
aerdigh
veêrs
of
welgemaeckt
gedicht
....
Maar
Cats
is
al
tachtig
geworden
in
dit
jaar
en
daarom
vraagt
hij
Coppenol
vergiffenis,
dat
hij
niet
meer
zoo
kan
dichten
als
vroeger!
Het
eerste
gedicht
van
Catharma
Questiers
is
vervaardigd
„Op
t
Afbeeltsel
van
Mr.
Lieven
van
Coppenol,
gesneden
door
Cornelis
de
Visscher
en
daarom
in
1658
te
dateeren.
Uit
het
tweede
gedicht
blijkt
dat
Coppenol
bij
Catharina
op
bezoek
geweest
was
en
haar
eigen
naam
m
prachtig
schoonschrift
op
papier
gezet
had.
Zij
verklaarde
dit
bijzonder
te
apprecieeren
en
was
vol
lof
overs
mans
prestaties.
1
Moes
kende
dezen
druk
in
plano,
blijkens
zijn
artikel
over
Coppenol
in
Thieme—Becker
s
Künsller-
Lexikon.
Verder
wordt
deze
kortelijks
beschreven
door
Dutuit
t.a.p.
(zonder
jaartal
1638).
Het
Prenten
-
kabinet
te
Amsterdam
bezit
een
dubbel
exemplaar
van
het
eerste
blad.
14
145