Tekstweergave van GA-1933_JB030_00211

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Coppenol zijn kunstproducten onder het publiek bracht. Het was toenmaals nog geen gewoonte om tentoonstellingen te orgamseeren en daarom had hij er het volgende op bedacht. Hij reisde met een wagen het land af, met zich voerende een groote platte kist, waarin hij zijn calhgraphica had geborgen. Wist hij ergens een liefhebber, dan meldde hij zich bij dezen aan en toonde zijn kunstproducten. Zoo droeg Westerbaen eenige versjes op „Aen Lieven van Coppenol, uytnemend meester inde schnjf-kunst, die mij op Ockenburgh quam aenspreken, met sich voerende op een waegen een groote platte kist vol van sijne kunst, die hij mij quam ver - toonen, noemende dese kist synen Boogaerd”: Ick wist niet of ich wel mijn oogen dorst betrouwen Doe ghy my hier uw kunst en schatten quaemt ontvouwen, Konstrycke Coppenol; wat sagh ick op ’t papier Al schoonder letteren? hoe menigh stnek en swier? Ick weet uw schnjf-pen nae haer waerde niet te loven: Sy gaet mijn rijm-pen verr’ en alle lof te boven. Een and re kunstenaer heeft wel een wedergaê: Den uwen vindmen niet nae ick my wel verstae. Wat rijmpjes evenwel send ick op uw begeeren, Wilt haer een plaetsjen in uw Boomgaerd oock vereeren, Indien van Ockenburg, hier uyt het schraele Zand, Yet komen kan dat waerd is daer te zijn geplant. Aen den selven. Het oude spreeckwoord seyt: de kunst is wel te draegen, Maer d’uwe viel wat swaer te tillen uyt de waegen, Ick spreecke van de kunst, die in uw schatkist stack. Die ghy hebt in uw hand die draeght ghy met gemack, Die kan met u den brand en water-nood ontvluchten, En past op vyer noch vlam noch droeve krijghsgeruchten; In schipbreuck swemt zij met haer meester aen het land. Geen vyand vreest hij meer als een verlemde hand, Als krimp van senuwen, als boose vmgergichten. Als kalck in kneuckelen en etter m gewrichten. Den hemel, Coppenol, will’ u daervoor behoên. Op dat ghy uwe kunst nogh langen tijd mooght doen. 140