Tekstweergave van GA-1933_JB030_00207

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Latijnsche regeltjes die ick daer-boven ofte onder gevoeght hebben, drucken den sin ten meesten deel uyt, die in ’t Neêrlandts begrepen is. Indien UE metter daedt betoone, dat dese dinghen aengenaem sijn, sal ick mij so veel te ijverigher in het toekomende betoenen. Want, rondt uijt geseijt, loon versoet den arheijt. Ende, met een woordt, dëwijle UE het aen mij stelt, geldt of kunst, so sal ick daer geen doeckjes om winden; maer.... seggen, dat ick van mijn Lieve Lieven liever hebbe dat duijm-kruijdt daer voor men de boter placht te kopen”. De Hoornsche rector schijnt zeer vereerd met het verzoek van Coppenol of ... . ter wille van de smeer likt de kat de kandeleer? Het eerst zal Coppenol zijn portret aan zijn beschermer Huygens hebben toe - gezonden. Diens op 4 Nov. 1657 gedateerd en m den dichtbundel Apollos Harp (Amsterdam 1658), blz. 22, verschenen gedicht luidt als volgt: Op de Print van Mr. Lieven van Coppenol. De tijdt liegt, of mijn oog, of die dit ijzer dreef, De man die meer bedrijft dan hij ooit jong bedreef, Vindt in dit afbeelt iet van zijn ontjongert wesen. En schijnt het zeste kruis ten naastenbij te wesen: Maar let ik op de drift van zijn verstaalde Pen, Is ’t kloeker jongeling dan ik geboren ken. Ey, snijder, scheit er uit, gij zult nooit eer beërven Aan Coppenols gezicht, zijn handt zal steeds bederven Wat g aan zijn hooft verdient, ’t Is waar, in dit gelaat Is iet dat op den aart van zijn vergrijzen slaat: Maar ziet men weer op zijn’ Veêrs onwedergalik zwieren, Is jonger zeen wen werk, en onbejaarder spieren. Ey, snijder, scheit er uit, blijft hij doen wat hij kan, ’t Is binnen jaar en dagh een heel nieuw ander man 1 . Op denzelfden dag dichtte Huygens ook: Op deselve. Dit’s Coppenol; wie kent den naem niet? De veeren die men aende faem siet I Gedichten van Gonst. Huygens, ed. Worp, VI, blz. 233. 136