Tekstweergave van GA-1933_JB030_00204

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
waren van bijschriften van Vondel voorzien; wellicht is Coppenol evenmin aan de fraaie uitvoering dezer verzen onschuldig geweest. Coppenol werkte dus niet slechts voor Huygens, maar ook voor Vondel. Laatst - genoemde kende trouwens den calligraaf goed, al zal hij uit den aard der zaak niet met den man bevriend zijn geweest: Coppenol was niet iemand om Vondel eenige sympathie in te boezemen. Wij zagen reeds dat de groote dichter door familie - relaties met Coppenol verbonden was en wel via leden der geslachten Block, Schouten en de Wolff. Vondel zal ook niet licht het opzienbarende huwelijk van Coppenol zijn vergeten; de dichter was nl. juist in 1619 diaken bij de Water - landsche Gemeente der Doopsgezinden, waartoe ook Coppenol behoorde. Wonder was het dan ook niet, dat Vondel op de calligrafische producten van zijn ex-geloofs - genoot op diens verzoek een gedichtje maakte. Wij vinden dit voor het eerst gedrukt inde verzenbundel Hollantsche Parnas (1660), blz. 449; het luidt als volgt: Op 't schrijven van Mr. Lieve Coppenol. . De Paeuwen trecken Junoos waeghen, De Duiven Venus; Godt Jupijn Wort op den Arents rugh gedraeghen Veel hoogher als de zonneschijn: Als Coppenol wil triomfeeren Dan zweeft hij op zijn ganzeveeren. Met vrij groote zekerheid is dit gedichtje in het jaar 1657 of 1638 te plaatsen, evenals eenige verzen van Vondel te vinden inde groote uitgave van Van Lennep „Op de vijf zinnen”, vervaardigd „ter liefde van Meester Lieven Coppenol, den Fenix der vedervechteren”, zooals het onderschrift luidt. Coppenol had nl. de gewoonte om verschillende letterkundigen te verzoeken hem gedichten van hun hand te schenken, welke hij dan calligrafeerde en aan zijn verzameling toevoegde. Vooral Westerbaen heeft vele van dergelijke versjes voor Coppenol gemaakt, in het bijzonder „schriftuurlijke liedekens”, waarop laatstgenoemde zeer gesteld was. Inden Catalogus van Fred. Muller 1 komt voor een gedicht van dr. Johannes I Catalogus 1873: 1657 (aet. 58). Pligten v. een oprecht Christen, d. J. Verlaen. Poème. Ms. I f. haut 74 cent. larg. 51c. Men zie de biografie van Verlaen in het Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek., dl. IX (1933). 133