Tekstweergave van GA-1933_JB030_00108

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
hoerre vnhede wesen: Op die oestside van der poerten an Jans Witten hofstede. Op die noertside an tgroete goetshuus lant. Op der westerside an den uteren egghe van der lane die leghet in Vsebrants lant van der zijdwinde. Op die zuutside inden nesse tieghens der lane over also alst mit der graft begreven is. Ende in die haven te halven stroem toe in tYe ende voert streckende in tYe langs den dyke oestwaert 5 0 roeden buten der wintmolen die haer Willem van Outshoerne van onsen weghen maken dede . Eerst geeft de graaf de grenzen van de vrijheid te land en daarna van die m het Y aan. Vreemd is het nu dat men steeds heeft geredeneerd; deze vier ~pale of grenzen der vrijheid te land, welke worden opgegeven, zijn thans on - vindbaar doch ook niet de moeite van het opsporen waard, want aan het slot wordt de begrenzing nog eens kort samengevat met de woorden „al” (d.i. volgens Ter Gouw 1 geheel de stadsvrijheid in haar ganschen omvang samengevat) zooals het door de gracht is omringd. Afgezien van kleine meemngsverschillen over den juisten loop dezer stadsgracht (Voorburgwallen, Spui en Grim), is men het er over eens dat de vier „pale” aan deze gracht moeten worden gezocht, zoodat te land de grenzen van de omgrachte stad met die van haar vrijheid samenvielen. Het gevolg hiervan is dat sommigen de grenzen van de eigenlijke bebouwde stad nog weer op zekeren afstand binnen deze grachten zijn gaan zoeken. Er is echter nooit getracht om voor een dergehjken, wel zeer uitzonderlijken, toestand een bevredigende verklaring te geven. Bovendien doet het eenigszms zonderling aan dat eerst de vier grenzen der vrijheid volgens de windstreken nauwkeurig worden aangegeven om dan ineens overbodig te worden gemaakt door de lakonieke mededeelmg aan het slot, dat de stadsgracht de grens vormt. Deze beide feiten, de innerlijke onlo - gische gedachtengang dat men, de grens der vrijheid bepalend, naar de stadsgracht d.i. de grens van de eigenlijke bebouwde stad verwijst en de pleonastische omschrijving dezer grens, doen twijfel rijzen of de tot nu toe algemeen aangenomen lezing van den tekst van het handvest wel de juiste is. Nauwkeurige bestudeermg van het origineel bevestigt de gegrondheid van dezen twijfel. Er staat aan het slot van de grensbepaling te land namelijk niet „al soalst mit der graft begreven is”, gelijk Ter Gouw ons wil doen gelooven, doch „also alst mit der graft begreven is . Dit maakt geen gering verschil immers nu deze slotwoorden slechts de grensbepaling inden Nesse blijken aan te geven m.a.w. alleen daar vielen de grenzen van de stadsvrijheid en van de stad zelf samen. De dne andere punten moeten we daarom niet aan de stadsgracht 1 Ter Gouw. Gesch. v. A dam. dl. I p. 288. 40