Tekstweergave van GA-1933_JB030_00102

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
gaan spreken, toen ook de westelijke Amsteloever van den Middeldam uit werd bebouwd, dus reeds inde dagen toen de eerste van Amstels er hun kasteel bouwden. Toch leest men voor het eerst in 1306, ineen baljuwrekening van de „belde siden" van Amsterdam. Ook werd de Oude Zijde als Kerck - zijde en de Nieuwe Zijde met Wintmolenslde, aangeduid, omdat aan de Oude Zijde de parochiekerk stond, terwijl de molenwerf aan de Nieuwe Zijde gelegen was. Bronnen, waaruit wij het gebruik van deze namen kennen, zijn er in ons Stedehjk archief slechts weinige. In enkele particuliere stukken, die toevallig in onze stedelijke administratie verzeild raakten, als b.v. in koopakten, komt het onderscheid soms voor, maar vaker wordt alleen een straat, een steeg, of belending genoemd. Dat deze wijze om de geschiedenis van Amsterdam te onderzoeken als vrijwel waardeloos kan gelden, blijkt uit het geheel vervallen vaneen met die dateermgsmethode genomen conclusie. Immers, terwijl de heer Oldewelt volgens die methode wilde vaststellen op grond van „systematische aanteekening” met als „verrassend resultaat” dat „pas” in 1481 voor de eerste maal sprake is van de Nieuwe Zijde en in 1486 van de Oude Zijde, bleek bij een eenvoudig naslaan bij Ter Gouw, dat deze, deel I pag 343 noot 2, een vermelding van „Oude Side geeft van 1419 uiteen renteboekje van het Leprozenhuis, welke datum niet twijfelachtig is, daar geconstateerd werd dat het stuk werd ge - schreven XII dach in Augusto anno XIX. Volgens mededeeling van Mr. A. Ie Cosquino de Bussy, archivaris van Amsterdam, moet ter Gouw’s notitie teruggaan op aanteekenmgen van Wagenaar, die eemge der oudste posten uit het renteboekje overnam; ook die van 1421 van „een tuun staende an die Nuw Side”, eveneens bij ter Gouw (II 321), met directe verwijzing naar het boekje. Ik voeg nog de volgenden uit gedrukte bronnen toe, welke door den heer Oldewelt niet zijn opgemerkt; Breen’s Rechtsbronnen bl. 63, 75, 87 en 89, resp. keuren van 1463, 1469 en 1473. Commelin 172 en 429, resp. brieven van 1439 en 1474 en Wagenaar I 32, brief van 1477. Vaak met eeuwen loopt men bij het onverantwoordelijk gebruik van het argumentum ex silentio bij de feiten ten achter. Of zou men de bebouwing langs „die Kerckstrate" eerst 1394 en die aan „die Plaetse” eerst 1363 moeten dateeren, omdat er geen oudere huisbneven van dit stadsdeel bekend zijn? gereede geraakt. Vaneen der handvesten werd toen beweerd, dat het „verderft was ~m de grote vloet”, eender vele, die Holland en Utrecht teisterden, wanneer de zeedijk van de duinen af tot langs de Vechtwas doorgebroken. Eender andere stukken geeft de verzekering, dat er een oud stuk had bestaan, bezegeld, namens de Rijnlandsche belanghebbenden door Hennck van Leyden en Willem van Egmond en namens degenen, die binnen den ring van Amstelland lagen, door Gysbrecht van Amstel en den beheerder van het Proostdijgebied, zijn broeder Proost Willem van Amstel. Toen Rijnland en Amstelland bij de splitsing van het oude hertogdom Fresia waren ontstaan, was begrijpelijkerwijs de scheidingslijn van den waterstaat getrokken langs de staatkundige grens. Deze oudste Stichtsch-Hollandsche grens zien wij nog als ~de landscheiding op tal van oude kaarten aangegeven, met den Billerdam als scheiding der beide boezemwateren, dwars door de Drecht. Toen nu na 1018 door oorlogen die grens gewijzigd werd, ontstond voor Kalfslagen en Nieuwveen een nieuwe toestand van waterstaat. Beide dorpen waren buiten den ring van Amstelland gesloten dooreen Hinderdam, waarover inde brieven van 1364 sprake is. 34