Tekstweergave van GA-1933_JB030_00099

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1566). „Quia ibi tbeloneum non est”. „Omdat het geen tolplaats was”, had men dus, volgens de lijst van vóór 960, er het beheer van den zeevond moeten regelen. Volgens den „Tegenwoordige Staat van Holland” was dit beheer in 1750 nog altijd in handen van de kapelvoogden van den Oever, waar inde kerk de goederen der op de reede gebleven schepen werden geborgen en gedroogd. Slechts met Amsterdam als bestemmingsplaats valt bij den zeevond van het cartulanum te rekenen. Geen andere plaats aan de Zuiderzee kan in die dagen op grootscheepsch, diepgaand verkeer wijzen. Amsterdam is het, dat van ouds bezat het recht van „vrijgeleide”, de vrije vaart langs Marsdiep en Vlie, „behoudehjcken ons oock onsen rechten Tollen”, van oudsher onderhield het de betonnmg en de vuurbakens aan de zeegaten. Haar landsheer Gijsbrecht, bezat in 1276 de kerken op Texel, de zeebakens aan den „Mont der See”. Ook hier weer de bevestiging van Gijsbrecht’s stad als „scheepnjck en aelcud . BIJLAGE. WAT NIET OF NIET MEER IN ARCHIEVEN TE VINDEN IS. Aanteekening naar aanleiding van de feuilletons m het Algemeen Handelsblad: „Amsterdams Oude en Nieuwe Zijde” dd. 8 Oct. 1932 en „Belangrijke vondst voor Oud-Amsterdam”, dd. 3 Febr. 1933 door Mr. W. F. H. Oldewelt en „Over den oorsprong van Amsterdam”, door Mr. S. J. Fockema Andreae, dd. 27 Aug. 1932. Wel niets staat aan een zuiver historisch inzicht meer inden weg, dan de onredelijke opvatting bij vele archiefonderzoekers, dat onze verzamelingen van archivalia werkelijk een in zichzelf genoeg - zame bron vormen om het voor ons duistere verleden duidelijk te kennen. Hoewel de rampen, die de Amsterdamsche archieven hebben getroffen overbekend zijn, hoewel tal van stukken door vocht of op andere wijze zijn te niet gegaan, toch stelt men zich nog altijd op het zwakke standpunt, dat slechts archivalia de ware bron voor dateermg van toestanden of zaken vormen, als had men het stellige bewijs, dat men inderdaad het alleroudste stuk in handen had! Zoo komt men dan door aan een nieuw gevonden dateermg een of andere, soms zeer fantastische conclusie te verbinden, tot opzienbare ontdekkingen, die op den onmgewijden lezer den indruk maken, blijk te geven vaneen frlsch oorspronkelijk inzicht, al is deze incidenteele methode van onderzoek, die geen rekening houdt met den werkehjken stand van het probleem, wel van de meest funeste gevolgen, daar van dergehjke onbewezen beweringen altijd iets blijft hangen. De drie hierboven genoemde feuilletons zijn typische voorbeelden van deze eenzijdige methode en van de mislukking waartoe zij moet leiden. Het is uit het voorafgaande artikel duidelijk, dat men het eerst vaneen Oude en Nieuwe Zijde is 33