Tekstweergave van GA-1933_JB030_00015

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
looze afvoering 166 leden. Met ingang van 1 Januari 1933 traden op onze benoeming tot dusver 63 nieuwelingen toe. zoodat wij op dien datum in het geheel 1736 leden telden, hetgeen dus per saldo een achteruitgang van 68 of bijkans 4 % beduidt. Wij treuren daarover, maar, als kenners van de economische vereenigingsstatistiek dezer dagen, willen wij toch niet al te luide jammerklachten aanheffen. De schare der vrienden is eenigszins gedund en de vertrokkenen zien wij met weemoed na. Maar dan verwijlt onze blik met welgevallen op de getrouwen, die ons zijn gebleven, en met innigen dank gevoelen wij hun presentie als een bezielende macht in tal en aanhankelijkheid. Nochtans, de cijfers mogen geen verbijsterende taal spreken en niet tot wanhoop voeren, iets van de malaise weerspiegelen zij toch wel. En zoo vormen zij een waardig slot van dit verslag, welks geluid ook ietwat gedempt heeft moeten klinken. Wij zijn daarmede niet volkomen tevreden. De dichter mag in zijn bedrijf gelijk hebben, als hij, na een beschrijving van de schoonheid der woeste wolkenlochten, voortgaat: Maar schooner is het stil en effen firmament, Dat met zijn zachte licht den vrede op ’t aardrijk zendt, maar ten eerste is de rust van ons werken in 1932 niet juist uit den vrede op het aardrijk voortgekomen, en ten tweede behoort de dichter niet in het bestuur van Amstelodamum thuis en laten wij ons door hem met de richtsnoeren van ons beleid voorschrijven. Gelijk hij zich houde bij de her, zoo willen wij ons houden bij de belangen van Amstelodamum. Kunnen wij die in vrede dienen, het is ons wel; maar vereischen zij strijd, dan snuiven wij begeeng den kruitdamp op. Indien ons gezichtsvermogen ons met bedriegt, rijzen weer onheilspellende donderkoppen over de oude stad van ons aller liefde; 1933 zal ons m het harnas zien. En als een strijdlied noodig is, zullen wij onze eigen her spannen, zij het met een paar van onzen poëet geleende snaren, en manlijk zingen: Wij minnen wel een stil en effen firmament, Maar als de donder komt, dan zijn wij diligent. Prof. dr. H. BRUGMANS, Voorzitter Mr. A. LE COSQUINO DE BUSSY, Secretaris. XI