Tekstweergave van GA-1933_JB030_00012

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
veelzijdige voldoening zouden toewenschen bij de ontplooiing van haar krachten. Maar ondanks deze welwillende gezindheid wenschen wij toch met nadruk te ver - klaren, dat wij tot de vennootschap Amstelodamum in geenerlei betrekking staan. Vaneen andere nieuwigheid, die ook inde geschiedenis van het Genootschap nog nimmer was voorgekomen, zijn onze leden de verbaasde getuigen geweest, toen zij op den len Januari van het verslagjaar, bij het ontvouwen van het Maandblad, de gebruikelijke agenda van de algemeene ledenvergadering ver - meerderd vonden met een punt, dat daarop dooreen twintigtal leden krachtens hun statutaire bevoegdheid was gebracht. Het betrof hier een oude en verdrietige zaak: de grieven van ons medelid, den heer Van Houten, tegen den door het Genootschap ondernomen herdruk van Philips’ Grachtenboek, waardoor hem als eersten herdrukker financieele en moreele schade zou zijn toegebracht. Het bestuur, hoewel in beginsel deze grieven naar rede en recht ongegrond achtend, had toch m verschillende persoonlijke en zakehjke omstandigheden aanleiding gevonden een tegemoetkomende houding aan te nemen. Maarde onderhandelingen, die wij naar ons beste vermogen tot verkrijging vaneen oplossing in vrede en vriendschap hebben gevoerd, bleven sleepend en schenen niet tot den begeerden zoen te mogen voeren, totdat ten laatste de heer Van Houten zijn zaak aan het forum der leden wenschte voor te leggen, waartegen wij konden noch wilden bezwaar maken. Over de vergadering behoef ik niet uitte wijden; hoe zij de klachten tegen en de gestie van het bestuur heeft opgenomen en welke uitspraak zij eindelijk heeft gegeven, dit al heeft men reeds kunnen aflezen uit de ver - slagen, die Maandblad en Jaarboek hebben gepubliceerd. Hier stippen wij slechts aan, dat de meerderheid, na het uitspreken van haar waardeering voor het werk van den heer Van Houten, overging tot de orde van den dag, hetgeen een verwerping beteekende zoowel van diens verder verlangen naar een commissie van onderzoek als van de bereidvaardigheid des bestuurs tot een geldelijke tegemoetkoming. Toen later de advocaat van den heer Van Houten de onder - handelingen zocht te heropenen, hebben wij met een beroep op deze uitspraak moeten verklaren ons daartoe niet meer gerechtigd te achten. De heer Van Houten heeft vervolgens tot herstel van zijn grieven den weg van rechte gezocht, dien wij thans al concludeerend bewandelen. lot dusver behandelde ik twee gevallen, die een rimpelende beweging trokken over de kalmte van ons bestaan. Ons schortte het niet aan energie en bezieling, maar wij vonden geen gelegenheid die met luid gerucht uitte vieren. Een groot VIII