Tekstweergave van GA-1932_MB019_00049

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Oud-Holland (jrg. 1932, blz. 49 vv.) een studie met vele nieuwe vondsten geschreven over de Ruisdaels, en nu laatstelijk weer een artikel in het geïllustreerd bijblad van de Nieuwe Rotterdamsche Crt. (Dond. 10 Maart ’32, avk), onder den boven - staanden titel. Wij ontleenen daaraan het volgende. De voorouders van Jacob van Ruisdael woonden op het huis Ruysdaal of Ruisschendaal onder Blaricum. De plaats van het zoogenaamde Hooge en Lage Slot, een weiland bij de Gooyersgracht waar het huis Ruysdael heeft gestaan, is nog aan te wijzen, op een kwartier afstand van het dorp. Daar woonde inde 16e eeuw Jan Jacobsz. de Goyer. Zijn zoon Jacob Jansz. de Goyer verkocht het huis vermoedelijk aan de Utrechtsche familie Taets van Amerongen, en daarop vertrok hij naar Naarden waar hij zich vestigde als kistenmaker. Hij had vier zoons waarvan er twee, Isaac en Salomon, zich te Haarlem vestigden. De laatstgenoemde is de bekende landschapschilder Salomon van Ruisdael geworden. Zijn broeder Isaac was een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, een sukkelaar die altijd in schulden zat. Niettemin trad hij in 1628 in het huwelijk met Maycke Cornelisdr. en het volgende jaar werd hem een zoon geboren, die naar zijn grootvader en een oom, Jacob werd geheeten. De jeugd van den grooten schilder moet wel eigenaardig zijn geweest. Ondanks zijn benarde omstandigheden en bohémien die hij was, altijd door schuldeischers bedreigd, had zijn vader groote dingen met hem voor. Hij liet den jongen de Latijnsche schooi te Haarlem afloopen, en ofschoon de ijverige en vlugge Jacob goed leerde, wilde hij toch niet dat zijn vader zich zoo voor hem afsloofde. Hij gaf er de voorkeur aan schilder te worden en ging inde leer bij zijn oom Salomon. ‘lsaac was in 1642 hertrouwd. Er zijn aanwijzingen dat Jacob met zijn stiefmoeder niet goed overweg kon en mogelijk wilde zij, dat de jongen al vroeg geld verdiende omdat de vader een geleerde opvoeding niet kon bekostigen. Reeds toen hij 19 jaar was, werd Jacob als meester-schilder in het St. Lucasgilde te Haarlem opgenomen, maar er bestaan verdienstelijke schilderijen die hij gemaakt moet hebben toen hij eerst 16 of 17 jaar was, zoodat hij tot de vroegrijpe genieën gerekend mag worden. Ruisdael’s werken uit deze jaren toonen aan, dat hij veel inde omgeving van Haarlem heeft gezworven, maar ook inden omtrek van Egmond evenals in het (looi, waar zijn peetoom woonde. Omstreeks 1650 begonnen zijn Wanderjahre. Zijn vriend Claes Berchem deed toen een reis naar Bentheim en naar het schijnt is Jacob van Ruisdael met hem mee geweest. Hij strekte zijn omzwervingen in West-Duitsch - land uit tot den Rijn, maar hij keerde toch telkens naar Haarlem terug. Omstreeks 1655 heeft hij zich te Amsterdam gevestigd en hij was al spoedig in staat door den verkoop van zijn werk zijn vader te steunen, zoodat diens financieele zorgen een einde namen. Aandoénlijk is de zorg voor dien vader en de liefde die de groote zoon hem altijd heeft toegedragen. Terecht schrijft dan ook Houbraken, dat deze schilder zijn heele leven ongetrouwd is gebleven, om des te beter voor zijn vader te kunnen zorgen. Ruisdael, thans 25 jaar geworden en dus naar het oud-Hollandsch recht meerderjarig, had zich blijvend te Amsterdam gevestigd. Hogelijk stelde een legaat van zijn in 1656 overleden peetoom, schepen te Naarden, hem in staat zich wat ruimer te bewegen. Hij nam ten minste een weesjongen in dienst om boodschappen te doen, het atelier in orde te houden, verf te mengen, enz. Hij had geen betere keus kunnen doen, want uit dien jongen, Meindert Lubbertsz., groeide een veel - belovend leerling en een vriend: de later beroemde Meindert Hobbema! Ruisdael was opgevoed in het geloof der Mennisten, maar in 1657 gaf hij gevolg aan zijn voornemen om te worden opgenomen inde gereformeerde staatskerk. In 1657 werd hem te Ankeveen bij Naarden de doop toegediend. Hij woonde toen op kamers in ~De Silveren Trompet” inde Beurssteeg. In 1659 werd hij poorter te Amsterdam. Zijn werk werd meer en meer gewaardeerd en naar verhouding van de toenmalige waarde van het geld, ook goed gehonoreerd. Verzamelaars stelden er prijs op, een 41