Tekstweergave van GA-1932_MB019_00047
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
van
circa
1863
te
pakken
gekregen,
hij
had
geen
kennis
genomen
van
al
wat
verder
te
berde
was
gebracht,
maar
hij
was
trotsch
op
zijn
vondst.
Bij
dezen
misgreep
is
het
niet
gebleven,
want
nog
in
1925
werd
ineen
in
Indië
verschenen
nautisch
werk
de
wijsheid
verkondigd,
dat
het
rood-wit-blauw
de
gewone
koopvaardijvlag
was
onder
Karei
V
en
dat
die
kleuren
ongewijzigd
waren
overgenomen
van
de
Spaansche
koopvaarders!
Het
wordt
tijd
dat
aan
dergclijke
hardnekkige
beweringen
een
eind
komt.
Het
schilderij
van
Cornelis
Anthonisz.
is
thans
naar
men
weet
door
deskundigen
met
groote
zorg
hersteld.
Het
schilderij
is
herboren,
uit
den
mist
waarachter
het
bijna
drie
eeuwen
zat
verborgen,
weer
te
voorschijn
gebracht,
het
is
een
verschil
als
van
nacht
en
dag.
De
heer
C.
G.
’t
Hooft
onder
wiens
leiding
dit
is
geschied,
heeft
in
ons
nieuwste
Jaarboek
bij
een
afbeelding
bijzonderheden
medegedeeld.
Het
is
gebleken
dat
vooral
de
voorgrond,
het
benedenste
gedeelte
van
het
schilderij,
sterk
bij
den
brand
van
het
oude
stadhuis
heeft
geleden.
De
„hersteller”
van
de
17e
eeuw
achtte
zich
geroepen
op
eigen
houtje
schepen
te
gaan
schilderen
in
plaats
van
hetgeen
niet
meer
te
onderscheiden
was,
maar
daar
hij
een
prulschilder
was,
heeft
hij
dit
zeer
onhandig
en
met
weinig
respect
gedaan.
De
gaten
vulde
hij
aan
met
plamuur
en
schuurde
alles
weer
bij.
Zijn
stopsels
bedekte
hij
listig
met
den
rook
van
het
geschut.
Waarschijnlijk
had
Cornelis
Anthonisz.
twee
of
meer
schepen
voorzien
van
de
Bourgondische
vlag,
wit
met
het
roode
schuinkruis,
zooals
hij
er
ook
heeft
aangegeven
op
zijn
houtsnijkaart
van
1644.
Men
kan
dit
slechts
gissen,
want
er
is
niets
meer
van
te
zien.
Het
is
echter
zeker
dat
de
schilder-hersteller
na
1652
ze
had
vervangen
door
de
vlaggen
die
in
zijn
tijd
algemeen
in
gebruik
waren,
die
met
het
rood-wit-blauw.
Maar
ook
van
zijn
prutswerk
in
dit
gedeelte
van
het
schilderij,
is
thans
niets
meer
overgebleven,
want
het
was
zoo
incompleet
dat
de
hedendaagsche
restaurateurs
zich
genoodzaakt
hebben
gezien
voor
het
algemeen
aspect,
of
voor
den
„welstand”
zooals
de
heer
’t
Hooft
zegt,
een
en
ander
aan
te
vullen,
waarbij
zij
als
leiddraad
authentieke
voorbeelden
uit
de
16e
eeuw
konden
raadplegen.
Een
ding
is
zeker:
het
origineel
heeft
nooit
vlaggen
met
het
rood-wit-blauw
ver
-
toond;
ten
onrechte
waren
ze
er
ruim
een
eeuw
later,
dooreen
onbevoegde
opgeschilderd.
Het
is
goed
dat
ze
thans
zijn
verwijderd
en
dus
niemand
meer
in
de
war
kunnen
brengen,
of
gelegenheid
geven
om
een
„vondst”
te
doen.
de
Balbian
Verstek
DE
KOST
MOET
YOOK
DE
DAET
UYT
Deze
Oud-Hollandsche
spreekwijze
heeft
bekendheid
gekregen
omdat
zij
nu
al
jaren
als
opschrift
heeft
gediend
voor
het
Bureau
voor
Handelsinlichtingen
op
den
hoek
van
de
Oudebrugsteeg
bij
het
ongedempte
Damrak.
Ons
werd
onlangs
een
inlichting
verzocht
met
de
vraag
waar
die
spreuk
vandaan
zou
komen.
Wij
ant
-
woorden
den
vrager,
dat
zij
voor
zoover
wij
wisten
het
eerst
voorkwam
inde
„Sinnepoppen”
van
Roemer
Visscher.Onze
herinnering
had
ons
niet
bedrogen,
want
het
Nederlandsche
Woordenboek
in
voce
„baat”,
Vermeldt:
„De
kost
moet
voor
de
baet
uyt”,
Roemer
Visscher,
„Sinnepoppen”
111
b
(men
moet
eerst
zijn
onkosten
aftrekken
om
de
zuivere
winst
te
berekenen)”.
Geen
andere
bewijsplaatsen.
Het
opschrift
aan
het
bedoelde
gebouw
werd
echter
niet
aan
Roemer
Visscher
ontleend.
De
geschiedenis
daarvan
is
de
volgende,
zooals
ons
uit
de
beste
bron
is
gebleken.
Toen
het
oude
politiebureau
aan
de
Oudebrug
inde
eerste
jaren
dezer
eeuw
wegens
bouwvalligheid
door
P.W.
was
afgekeurd,
om
vervangen
te
worden
dooreen
nieuw
bureau
Warmoesstraat
48,
werd
het
van
de
stad
gehuurd
door
een
pas
opgerichte
instelling,
het
Bureau
voor
Handelsinlichtingen.
De
huurder
liet
het
voor
zijne
rekening
geheel
inrichteh,
het
dak
werk
opgevijzeld
en
een
tweede
verdieping
aangebracht.
Later
werd
om
in
gebrek
aan
ruimte
te
voorzien,
nog
een
verdieping
onder
den
beganen
grond
verkregen.
De
toenmalige,
eerste
39