Tekstweergave van GA-1932_MB019_00022

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM 0.1. Maatschappy ten dienste deser landen. Deze P. D. van Hamel is vermoedelijk begin October 1776 overleden. Zie Registers op het middel der begrafenisrechten van Amsterdam deel 128, inde le klasse. Inde Poorterboeken vond ik, dat poorter van Amsterdam werden: 28 Juli 1717: Daniël van Hamel, van Rotterdam, coopman, als getrout hebbende Catharijna Agnita Rehu, dogter van Hendrik Behu mede coopman en poorter terwijl van dienzelfden Daniël van Hamel bij zijn gemeld huwelijk (ingeteekend 11 Juli 1715) wordt vermeld, dat hij afkomstig is van Nantes, coopman oud 25 jaar woont tot Rotterdam en geass. was met zijn moeder Suzanna van Herzele (ook afk. van Nantes). 10 Juni 1729: Pierre Theodore van Hamel, van Nantes, coopman, als getrout met Maria Testas, dogter van Pierre Testas, mede coopman en poorter. 31 Mei 1742: Daniël Hendrik van Hamel, coopman, Soon van Daniël van Hamel, in syn leven mede coopman en poorter. 28 Febr. 1747: Pieter van Hamel, vaandrig militair, Soon van Daniël van Hamel, inleven coopman en poorter. 8 Nov. 1752; Pieter Daniël van Hamel, coopman, Soon van Pieter Theodoor van Hamel, inleven coopman en poorter (misschien de bovengenoemde Pierre Theodore?) Ook inde Geldersche familie Van Hamel bestaat de overlevering, dat zij van Franschen oorsprong zijn, en toen Du Hamel zouden geheeten hebben. In verband daarmede wil ik nog vermelden dat volgens gemelde Poorterboeken op 13 Juni 1690 een Josias du Hamel, van Dieppe, coopman, poorter is geworden. Inde Geldersche Leenactenboeken wordt een riddermatig geslacht Van Hamel, oorspronkelijk geheeten Van Elderen genoemd, zonder dat mij van eenig verband met het Amsterdamsche of het Geldersche geslacht gebleken is. In het werk van Joh. E. Elias. de Vroedschap van Amsterdam, komt geen Van Hamel voor. Mr. H. H. Everts GEMEENTELIJKE JEUGDZORG TE AMSTERDAM IN DE 16e EEUW De opvoeding der jeugd, vooral die welke wij tegenwoordig betitelen als de „schoolvrije jeugd”, is van de oudste tijden af een voorwerp geweest van bijzondere zorg der kerkelijke en wereldlijke overheid. In hare kathedraal- en kloosterscholen gaf de eerste aan de jeugd niet alleen een wetenschappelijke opleiding voor hun maatschappelijke toekomst, maar ook een vorming van geest en gemoed, welke de jonge menschen sterkte en staalde voor den komenden levensstrijd. De wereld - lijke overheid inde steden, die zich vrij spoedig het recht van scholen te houden had verzekerd, volgde door haar onderwijs inde parochiescholen naar beste krachten het door de kerk gegeven voorbeeld. Maar het bleef te bejammeren, dat zoovele jeugdige personen, meisjes zoowel als jongens, van dat onderwijs en die opvoeding verstoken bleven. Immers door de vrij hooge kosten, welke verbonden waren aan het ter schole gaan hetgeen in die dagen een tamelijke luxe was —, waren zeer vele ouders uit de lagere en laagste klassen der bevolking niet in staat hunne kinderen te doen deelen m de zegeningen van het door de kerkelijke of wereldlijke overheid verstrekte onderwijs. Zoo is het te begrijpen, dat honderdtallen van kinderen in onze steden, met name ook in Amsterdam, van ieder onderricht verstoken bleven. Op zichzelf was dit, althans naar de opvatting dier tijden, niet zoo erg, wanneer de opvoeding in het huisgezin althans van dien aard was, dat zij een degelijke karaktervorming van de opgroeiende jeugd bevorderde. Dat zulks echter dikwijls veel te wenschen over - liet, bijzonder inde lagere klassen der bevolking, is te verklaren als wij bedenken, dat ook toen dikwijls vader en moeder beiden den gehcelen dag of althans een groot gedeelte van den dag uit werken gingen of nering dreven, om het hoog - noodige levensonderhoud voor hun veelal talrijke kroost te verdienen. En hieruit 14