Tekstweergave van GA-1932_JB029_00191
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
gelaten,
slechts
het
tracé
der
straten
is
aangegeven,
het
Prinseneiland
bevat
enkele
woonhuizen,
twee
pakhuizen
en
houtopslag
rondom
langs
het
water,
en
het
eiland
naar
Reael
genoemd
dient
weder
voor
het
bedrijf
bij
uitnemendheid
uit
die
dagen:
den
scheepsbouw.
Over
twee
bruggen
bereikt
men
den
Schans,
dicht
bezet
met
zoutketen,
waarachter
zich
weder
de
lijnbanen
uitstrekken.
Rest
ons
nog
een
korte
beschrijving
van
het
IJ.
Onze
teekenaar
heeft
dit
zeer
rijk
en
fraai
gestoffeerd
met
schepen
van
allerhand
soort
van
de
0.
1.-vaarders
af
tot
roeibootjes
toe.
Luxe-
of
speeljachtjes,
zooals
de
stad,
de
admiraliteit
en
de
beide
mdische
compagnieën
die
bezaten,
komen
er
niet
op
voor;
ik
meen
trouwens,
dat
dit
soort
schepen
eerst
van
de
tweede
helft
der
zeventiende
eeuw
dagteekent.
Bepaalde
schepen
heeft
Balthasar
Florisz.
ook
zeker
niet
willen
weergeven,
of
het
zou
moeten
zijn
„De
Eenhoorn
met
het
Amsterdamsche
wapen,
dat
als
eender
grootste
schepen
in
het
midden
van
het
IJ
is
geteekend.
De
dubbele
palengording
loopt
nog
in
één
rechte
lijn
van
de
Nieuwe
Haarlemmersluis
tot
het
Rijsenhoofd;
zij
scheidt
aan
de
Oostzijde
der
stad
de
dicht
met
schepen
bezette
Oude
Waal
af
van
het
buiten
-
water.
Bij
Schreiershoek
staat
de
oude
kraan
afgebeeld.
Aan
de
westzijde
der
stad
gaat
de
palenrij
met
scherpe
bocht
van
de
N.
Haarlemmersluis
naar
het
Leeuwen
-
burgbolwerk
en
omsluit
de
oude
Stadsherberg
en
de
Nieuwe
Waal.
Vermeld
dient
ook
nog
te
worden
de
proefplaats
van
het
geschut
op
een
stuk
land
buiten
de
Smgelgracht,
aan
den
Kadijk,
tegenover
het
Rijsenhoofd.
De
teekenaar
heeft
blijk
-
baar
zijn
kartografisch
geweten
geen
geweld
willen
aandoen
en
op
de
kaart
niet
de
Volewijk
met
het
Gerecht
erbij
gesmokkeld,
zooals
zijn
voorgangers
en
navolgers
maar
al
te
gaarne
deden.
DE
GESCHIEDENIS
VAN
DEN
PLATTEGROND.
Nu
ik
den
lezer
eenigermate
vertrouwd
heb
gemaakt
met
de
kaart,
moge
thans
hare
geschiedenis
behandeld
worden.
Over
het
algemeen
heerscht
de
meening,
dat
deze
plattegrond
twee
drukken
heeft
beleefd
en
wel
die
van
1623
en
1647;
het
zal
intusschen
blijken,
dat
de
kaart
zeker
drie
keeren
gedrukt
is.
Vast
staat
in
elk
geval,
dat
op
het
betrekkelijk
gering
aantal
exemplaren,
dat
van
den
plattegrond
is
over
-
gebleven,
slechts
deze
twee
jaartallen
voorkomen.
De
eerste,
die
er
een
studie
aan
heeft
gewijd
is
mr.
J.
T.
Bodel
Nijenhuis;
hij
publiceerde
zijn
verhandeling
onder
den
titel
„Over
de
Nederlandsche
Landmeters
en
Kaartgraveurs
Flons
Balthasar
117