Tekstweergave van GA-1932_JB029_00109

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
den pachter, dat wij werkelijk met het Ouderkerker hofland te doen hebben. Hier levert deze grafelijke rekening het bewijs, dat slechts te Amsterdam, het prlnci- paalste lid der heerlijkheid kan gezocht worden het pnncipaalste deel van het domein - bezit, het kasteelerf, dat tot het laatst toe zijn functie van heerschend erf blijft vervullen. In 1308 toch, wij weten het uit drie brieven van 1305, 1306 en 1311, waarin Guy van Henegouwen nadrukkehjk verklaart „die ghifte van Amstel en Woerden (behalve het Reigersbosch) als een louter persoonlijk bezit te genieten, dat na zijn dood weer aan de grafelijkheid moet wederkeeren, zegt hij, dat hij alle „renten, nutscap, bladinghe en vervallen” geniet. Inderdaad vinden wij dan m de rekeningen na zijn dood m 1317, nu wij dus gecon - stateerd hebben, dat het Ouderkerker hofland, evenals het daarbij gelegen Reigersbosch, tot het privaat bezit der Van Amstels heeft behoord, nu inde verschillende uitgiften van terrein aan den Nieuwendijk te Amsterdam in 1333, 1334 en 1336 het bewijs, dat deze plek, zooals Wagenaar reeds vermoedde, werkelijk die is, waar het kasteel stond. Vóór den aanleg der Dirk van Hasselt- en Mandemakersteegen na 1333 en van de Nieuwstraat in 1580, lag hier dus werkelijk juist bij het begin van de bocht van den Nieuwendijk een ongedeeld terrein van opvallende grootte, dat hoewel sedert lang binnen poort en vesten gelegen, eerst inde genoemde jaren als bouwterrein werd uitgegeven. Hier op deze plek vinden wij dan ook de vondsten bijeen, die de stadsbeschrijvers de eeuwen door hebben aangeteekend, de sporen van de zware muraglën en van het het groot steenen „gheveerd”, de torenfundeenngen achter de huizen van Bontekoe (Spanje 1564) en van den schepen Blaeu een eeuw later aan de overzijde bij de Mandenmakersteeg. Ook van de Lieve Vrouwekapel, welks fundeermg volgens Scheltema uit Romaanschen metselsteen bleek te bestaan en het daarover gelegen gasthuis, moet worden aangenomen, dat het bijgebouwen waren, die het steenhuus nog lang hebben overleefd. De „domibus” en „munitiombas”, de huizen en versterkingen, te Amsterdam door Jan van Persijn op de van Amstels veroverd, moeten wij ons dan ook inden trant van de grafelijke woning binnen de vesten te Leiden en niet als een zelfstandig kasteel denken. Dat het bezit van Persijn van huizen, versterkingen en rechten het leengoed betreft, blijkt uit de verkregen toestemming van den leenheer, den Utrechtschen Bisschop. Inden zoenbrief van de van Amstels met den graaf in 1285 is dan ook sprake van 39