Tekstweergave van GA-1931_MB018_00054

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM principieel-ingrijpende veranderingen, weder geschikt is te maken voor decentrale stedelijke regeering. Inde groene Amstci dcivivicv is weder wethouder Kropman, vertegenwoordiger van de minderheid in het college van B. en W., aan het woord geweest, nadat reeds vroeger de hoofdredacteur, de heer A. C. Josephus Jitta, als eenig-goede oplossing had aanbevolen, dat het oude stadhuis op den Dam weder voor zijn oorspronkelijke bestemming wordt gebezigd; dat het zal dienst doen als representatief stadhuis en tevens tijdens de bezoeken van de Koninklijke familie voor de diners en recepties van de Koningin. Aldus zou, naar hij opmerkte, gehandeld worden naar de eeuwenoude traditie van het stadhuis en naar de ruim een eeuw oude traditie van het Paleis. Eindelijk vermelden wijde brochure van den hand van den heer Frank van oer Goes, en waarvan de inhoud, de strekking voldoende blijkt uit den titel: ~Geen monumentensjagger!” Wij stippen er uit aan, dat zij die overtuigd waren van de geheele of de gedeeltelijke onbruikbaarheid (van het Paleis) als Raadhuis, gelijk in 1922 de meerderheid van den Raad en B. en W. zelf, evenwel het bezit bleven begeeren. Tenzij dus de tegenwoordige meerderheid van B. en W. alsnog zou willen beweren, dat het voortdurend hameren op de erkenning niet anders dan als duitenklopperij bedoeld was, kan de verwijzing naar de besprekingen in den zomer van dat jaar hun betoog slechts verzwakken. Aan het slot bestrijdt de schrijver het betoog van wethouder Wibaut in Het Volk dat het nieuwe stadhuis op het Frederiksplein zal spreken van de grootheid van Amsterdam inde twintigste eeuw. Hij gelooft dat de wethouder zich aan een ontzaggelijk zelfbedrog schuldig maakt. „Want sedert wanneer kan een behoorlijk gebruik van geld de verkeerde en slechte herkomst doen vergeten en goedmaken? Wij gelooven dat zoolang het vijftien-regeeringsmillioenen-stadhuis overeind zal blijven staan, het van iets geheel anders dan de grootheid van het tegenwoordig Amsterdam zal blijven spreken. Veeleer zal het altijd, met hoeveel uiterlijk en inwendig schoon ook toegerust, blijven getuigen van den materialistischen geest die nog steeds bij een demokratisch bestuur somtijds zegevierde. Het zal, vreezen we, de geslachten die na ons komen, voortdurend herinneren dat, wat men thans demokratisch noemt, dikwijls nog slechts kapitalistisch was; de ekonomie die meer en meer alle goederen tot handels - waar maakte, die daarvan zelfs de respektabelste monumenten uit het verleden niet verschoonde.” Tot zoover de strijd der meeningen! Het zou niet rechtvaardig zijn en moeilijk, zoo met onmogelijk, op grond van bovenstaand overzicht eene conclusie te trekken; uitte maken aan welken kant de meerderheid is en aan welke zijde de minder - heid. Maar wij hebben door kennisneming van deze en andere publieke schrifturen, door vele gesprekken ook, toch wel één hoofdindruk gekregen en wel deze, dat over - dracht van het Paleis op den Dam aan het Rijk, het doen van afstand daarvan, velen tegen de borst zou stuiten. Dit schijnt ons het vereenigingspunt van velen. En zoo zouden wij dan ook de vraag, welke den titel vormt, ontkennend willen beantwoorden. Het Bestuur van Amstelodamum zal in dien geest een adres aan den Gemeenteraad van Amsterdam richten. A j -n i i n , Adres van Amstelodamum. Aan den Raad der Gemeente Amsterdam. geeft met verschuldigden eerbied te kennen; liet bestuur van het Genootschap Amstelodamum, dat het met groote belangstelling heeft kennis genomen van het voorstel van B. en W. inzake net Paleis-Raadhuis; dat het met voldoening daarin gelezen heeft, dat de regeering bereid is, het vroeger door het rijk gepretendeerde eigendomsrecht op het Paleis niet langer als uitgangspunt te nemen, onder cien indruk blijkbaar ook van de eenstemmige conclusie van de commissie van gezaghebbende juristen, die, overeenkomstig het altijd door Amsterdam ingenomen standpunt, concludeert, dat onze gemeente nog steeds eigenaresse is van het Paleis op den Dam; dat op dit oogenblik, nu het eigendomsrecht van Amsterdam dus geacht kan worden vast 46