Tekstweergave van GA-1931_MB018_00052
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dagbladen,
althans
op
het
oogenblik
dat
wij
dit
overzicht
samenstelden,
in
het
laatste
gedeelte
van
de
afgeloopen
maand,
nog
geen
eigen,
redactioneel
oordeel
hadden
gegeven.
Zoo
Het
Volk
(s.d.),
dat
tegenover
elkander
plaatste
de
meening
van
wethouder
Wibaut,
die
het
voorstel
van
B.
en
W.
verdedigde
en
dat
van
prof.
mr.
W.
A.
Bonger,
waarvan
de
titel
al
genoeg
zegt:
„Geen
handel
met
het
Paleis!”
En
zoo
ook
De
Tijd
(R.K.),
waarin
verschillende
schrijvers
zich
tegen
de
transactie
verzetten;
eerst
wethouder
Kropman,
daarna
architect
Kropholler.
Met
niet
meer
ver
-
wondering,
zoo
schreef
laatstgenoemde
0.a.,
zou
het
bericht
mij
treffen,
wanneer
ik
vernam,
dat
b.v.
het
Escuriaal
te
Madrid
of
het
Dogenpaleis
te
Venetië
verkocht
werden,
om
de
een
of
andere
stadsverfraaiïng
tot
stand
te
brengen.
Of
wel
dat
Brussel
zijn
(wel
ouder,
want
middeleeuwsch
en
nog
steeds
in
gebruik
zijnde)
stadhuis
voor
een
zacht
prijsje
van
de
hand
had
gedaan
De
Telegraaf
plaatste
een
artikel
van
prof.
dr.
H.
Brugmans,
waarin
deze,
in
aansluiting
aan
het
rapport
der
Raadhuis-Damcommissie,
waarvan
hij
deel
uit
-
maakt,
betoogde
dat
het
Paleis
op
den
Dam
aan
zijn
oude
bestemming,
die
van
stadhuis,
moet
worden
teruggeven.
Het
heerlijke
stadhuis
is
ons
in
1808
ontnomen
ineen
periode
van
diepe
nationale
depressie;
het
keere
tot
de
burgerij
terug
als
burgerkapitool
als
van
ouds,
nu
Amsterdam
inden
modernen
tijd
krachtig
is
op
-
gebloeid
en
overal
nieuw
leven
is
ontsproten.
In
dat
nieuwe
leven
nu
voegt
een
waardig
stadhuis.
Welnu,
dat
stadhuis
behoeft
niet
te
worden
gebouwd;
het
staat
op
den
Dam
en
het
is
bijna
drie
eeuwen
de
glorie
der
stad
geweest.
Dat
is
niet
alleen
gewenscht,
maar
het
is
ook
mogelijk.
Dat
een
stadhuis
een
monumentaal
gebouw
moet
zijn,
waarop
de
burgerij
trotsch
kan
zijn
en
dat
een
krachtig
gemeenteleven
tot
uiting
brengt,
is
nooit
weersproken;
het
is
de
eeuwen
door
altijd
zoo
opgevat.
Dat
het
Prinsenhof
ook
na
de
jongste
verbouwing,
laat
ons
zeggen,
niet
geheel
aan
dien
eisch
voldoet,
is
onbetwistbaar.
Juist
daarom
kwam
ook
krachtig
de
wensch
naar
voren
om
het
oude
zeer
representatieve
stad
-
huis
weer
als
zoodanig
in
gebruik
te
nemen.
Dat
er
dan
inwendig
een
en
ander
zal
moeten
worden
verbouwd,
ligt
voor
de
hand,
dat
heeft
men
vroeger
ook
gedaan,
als
het
noodig
was;
de
regeering
behoeft
zich
daarover
waarlijk
niet
zoo
bezorgd
te
maken,
als
zij
in
haar
schrijven
doet.
En
in
ieder
geval
kan
dan
ook
aan
de
hoofdverdieping
weer
haar
oude
luister
worden
hergeven.
Want
dat
het
oude
stadhuis
niet
meer
als
zoodanig
zou
geschikt
zijn
te
maken,
is
een
zeer
verspreide
legende,
maar
die
als
zoovele
legenden
toch
weinig
grond
heeft.
Twintig
jaren
geleden
heeft
de
Raadhuis-Damcommissie
een
plan
opgesteld
voor
de
inrichting
van
het
oude
stadhuis
voor
den
modernen
dienst,
dat
eigenlijk
nooit
ernstig
is
behandeld.
Natuurlijk
zal
het
nu
min
of
meer
moeten
worden
ge
-
wijzigd,
maar
ook
dan
zal
men
weer
tot
de
ervaring
komen,
die
de
commissie
opdeed;
hoe
meer
zij
zich
inde
nieuwe
inrichting
verdiepte,
des
temeer
werd
zij
getroffen
door
de
doelmatige
indeeling
en
de
practische
inrichting
van
het
geheele
gebouw;
het
is
duidelijk
dat
Jacob
van
Campen
als
een
groot
bouwmeester
ook
op
de
toekomst
heeft
gelet,
al
kon
hij
niet
alle
behoeften
van
den
modernen
tijd
voorzien.
Het
is
volkomen
zeker,
dat
niemand
aan
de
geschiktheid
van
het
paleis
als
raadhuis
zou
twijfelen,
als
het
gebouw
na
1808
zijn
oorspronkelijke
bestemming
ten
onrechte
niet
had
verloren.
Reeds
van
1795
tot
1808
had
het
trouwens
een
geheel
nieuwe
bestuursorganisatie
gediend
dan
waarvoor
het
was
gebouwd;
van
bezwaren
is
in
deze
periode
nimmer
vernomen.
Daarentegen
liggen
de
bezwaren
van
het
gebruik
van
het
stadhuis
als
paleis
voor
de
hand
Andere
redacties
van
bladen
kozen
zelve
partij.
Het
Handelshl
ad
(lib.)
stelde
in
een
hoofdartikel,
dat
het
opschrift
had:
„De
zware
beslissing”,
de
quaestie
aldus,
dat
uiteindelijk
beslist
moet
worden
over
de
vraag:
wil
men
het
Staatshoofd
een
nieuw
paleis
geven
(daargelaten
nog
of
het
rijk
of
de
stad
het
betaalt)
en
het
raadhuis
op
den
Dam
voor
stedelijk
representatieve
en
enkele
zakelijke
functies
44