Tekstweergave van GA-1931_MB018_00050
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Voorstel-Boekman
c.s.
Inde
derde
plaats
valt
te
vermelden,
het
voorstel
van
de
raadsleden
Boekman,
Woudenberg,
Tilanus,
Gulden
en
Pothuis,
dat
te
beschouwen
is
als
een
amendement
op
het
voorstel
van
(de
meerderheid
van)
B.
en
W.
Zij
willen
de
noodige
waar
-
borgen
scheppen,
dat
het
voormalig
Raadhuis
van
Amsterdam,
als
het
dus,
overeenkomstig
het
voorstel
van
B.
en
W.
in
het
bezit
van
het
Rijk
is
overgegaan,
zooveel
mogelijk
in
zijn
oorspronkelijken
staat
wordt
teruggebracht.
En
dat
de
Gemeente
en
het
Rijk
daartoe
tezamen
een
commissie
van
deskundigen
benoemen,
welke
dienovereenkomstig
plannen
zal
ontwerpen.
*
*
*
Het
was
in
verband
met
bovenstaande,
inde
eerste
plaats
over
het
voorstel
van
(de
meerderheid
van)
B.
en
W.,
dat
zich
eene
levendige
gedachtenwisseling
ontwikkelde
inde
bladen
van
allerlei
richting.
Wat
niet
te
verwonderen
was,
want
het
betrof
immers
een
zaak
die
sinds
een
halve
eeuw
de
geesten
hier
ter
stede
bezig
houdt
en
tot
de
harten
spreekt;
de
gemoederen
beweegt.
Het
oordeel
van
verschillende
psrsoonlijkheden-
Het
is
ons
natuurlijk
onmogelijk
hier
de
meening,
zelfs
in
zeer
verkorten
vorm,
te
geven,
van
allen
die
om
dit
onderwerp
hun
oordeel
inde
pers
gaven.
Wij
moeten
ons
bepalen
tot
dat
van
eenige
bekende
Amsterdammers
en
vaneen
niet-
Amsterdammer,
Hagenaar.
Allereerst
noemen
wij
dan
de
antwoorden
welke
een
klein
aantal
vooraanstaande
stadgenooten
gaven
bij
eene
door
het
Handelsblad
ingestelde
enquête.
Prof.
dr.
H.
Brugmans
verzette
er
zich
tegen
van
het
paleis
een
ruilobject
te
maken.
Hij
meent
dat
het
paleis
nog
zeer
wel
als
Gemeentehuis
is
in
te
richten
en
te
gebruiken.
Als
men
de
trappen
ziet
in
het
gebouw
is
’t
alsof
Jacob
van
Campen
de
komst
van
de
lift
voorzièn
heeft.
En
waarom
heeft
ons
gemeentebestuur
bijv.
niet
aan
de
regeering
voorgesteld
het
stadhuis
gedurende
één
week
per
jaar
ter
beschikking
van
de
Koningin
te
stellen?
Ook
de
heer
J.
Th.
Boelen,
voorzitter
van
de
vereeniging
„Hendrick
de
Keyser”,
wenscht
het
paleis
weer
als
gemeentehuis.
Aan
het
terugkrijgen
van
het
raadhuis
blijft
echter
verbonden
het
stichten
vaneen
nieuw
koninklijk
paleis.
De
gemeente
moet
bereid
zijn
daarvoor
een
flink
bedrag
te
geven.
Daarentegen
verklaarde
mr.
P.
Coninck
Westenberg,
president
van
de
Recht
-
bank
te
Amsterdam,
voorstander
te
zijn
van
afstand
van
het
paleis
op
den
Dam
aan
het
Rijk.
Hij
meent
dat
het
Rijk
evenveel
aanspraak
kan
maken
op
den
eigendom
van
het
Prinsenhof
als
de
Gemeente
op
dien
van
het
paleis.
Het
gebouw
op
den
Dam
is
weliswaar
niet
geschikt
voor
koninklijk
paleis,
maarde
Koningin
neemt
er
blijkbaar
genoegen
mee,
en
verlangt
te
Amsterdam
geen
ander.
Als
raad
-
huis
voor
de
geheele
gemeente
is
het
in
ieder
geval
volstrekt
onbruikbaar.
De
heer
E.
Heldring,
voorzitter
van
de
Kamer
van
Koophandel,
noemde
het
voorstel
van
B.
en
W.
een
gelukkige
oplossing.
„Ik
zie
niet
in,
dat
met
den
afstand
van
het
paleis
aan
de
waardigheid
der
stad
afbreuk
wordt
gedaan
integendeel:
met
trots
zouden
wij
een
stadhuis
in
het
tijdperk
der
moderne
op
-
stijging
van
Amsterdam
zien
verrijzen.”
De
heer
S.
P.
VArt
Eeghen
meende
weer,
dat,
als
het
gebouw
er
voor
geschikt
is,
dc
ingebruikneming
van
het
paleis
weder
als
raadhuis
de
beste
oplossing
zou
zijn.
De
architect
Staal
was
van
meening
dat
het
gebouw
zoo
ongeschonden
mogelijk
moet
worden
bewaard.
En
voor
stadhuisgebruik
dient
er
volledige,
moderne
accommo
-
datie
te
komen,
en
dat
zou
te
veel
concessies
aan
den
geest
van
den
tijd
beteekenen.
Los
van
deze
enquête
hebben
nog
andere
stad-
en
landgenooten
van
naam
hun
standpunt
te
dezer
zake
inde
pers
uiteengezet.
Wij
noemen
den
bekenden
schrijver
over
kunsthistorische
onderwerpen,
den
heer
'F.
Lugt,
eerst
in
het
llbid.
van
5
April.
De
strekking
van
dit
betoog
was
in
geval
de
Raad
mocht
besluiten
op
het
aanbod
der
regeering
in
te
gaan
en
het
42