Tekstweergave van GA-1931_MB018_00046
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
heette
Barend
Ponstijn.
Hij
heeft
dit
geval
niét
lang
overleefd,
want
Beert
Ponstijn
geboren
6
April
1786
te
Elburg
is
overleden
op
8
Mei
1866
te
Amsterdam.
De
photographie,
waarvan
de
reproductie
hier
bijgaat,
wordt
bewaard
in
het
Gemeente
Archief.
Er
staat
op;
van
Barend
Ponstijn
aan
Mr.
F.
de
Klopper.
(Mr.
Felix
de
Klopper,
geboren
inde
Rijp
7
November
1817,
eerst
burgemees
-
ter
te
Schoonhoven,
sedert
1856
commissaris
van
politie
aan
het
hoofdbureau
te
Amsterdam
en
sedert
1863
hoofdcommissaris).
Toen
in
1872
D.
C.
Meyer
Jr.
aan
Barend
Ponstijn
herinnerde,
was
de
heugenis
aan
hem
levendig
en
werd
hij
dus
nog
gemist.
AMSTERDAM
IN
DEN
FRANSCHEN
TIJD
Inde
dagbladen
heeft
men
al
uitvoerig
kunnen
lezen,
omtrent
de
Zaterdag
21
Maart
11.,
in
het
Waaggebouw
op
de
Nieuwmarkt
(Amsterdamsch
Historisch
Museum)
geopende
tentoonstelling
„Amsterdam
inden
Franschen
tijd”,
vervolg
op
de
expositie
welke
dat
museum
het
vorig
jaar
aan
den
Patriottentijd
wijdde.
Er
is
echter
zeker
alle
aanleiding
om
nog
eens
de
aandacht
van
onze
leden
te
vestigen
op
deze
kleine
maar
bijzonder
interessante
tentoonstelling
betreffende
een
tijdperk,
dat
nog
altijd
eene
sterke
herinnering
bij
ons
volk
heeft
nagelaten,
ondanks
zelfs
de
geweldige
gebeurtenissen
van
de
latere
jaren.
Er
zijn
natuurlijk
vele
afbeeldingen
te
zien,
te
beginnen
met
het
groote
schilderij
van
M.
van
Bree:
„Het
aanbieden
van
de
sleutels
van
Amsterdam
aan
Napoleon”,
dat
tot
1841
in
het
Rijks-Museum
heeft
gehangen
en
daaruit
weggenomen
is
vóór
het
bezoek
van
den
Duitschen
Keizer
(sindsdien
is
het
jarenlang
opgerold
geweest).
Voorts
een
groot
aantal
prenten,
teekeningen,
aquarellen,
munten
ook,
en,
niet
te
vergeten,
vele
gedrukte
en
geschreven
stukken.
Hoogst
belangrijk
vooral
zijn
de
talrijke
publicaties
van
het
Stadsbestuur.
Naar
de
samensteller
van
de
tentoonstelling,
dr.
M.
G.
de
Boer,
opmerkt
inde
inleiding
van
den
handigen,
geïllustreerden
catalogus,
spiegelen
de
verschillende
perioden
van
het
tijdvak
in
quaestie
zich
in
die
publicaties
ten
duidelijkste
af,
inde
eerste
plaats
de
eigenlijke
revolutionnaire
periode,
die
in
1798
eindigt
met
een
totaal
opgaan
van
Amsterdam
inden
Staat;
van
de
periode
van
stilstand
en
van
reactie
zelfs,
die
dan
aanvangt;
de
oude
regenten
treden
weer
op
en
zoeken
veel
van
het
oude,
o.a.
dein
1798
afge
-
schafte
gilden,
weer
te
doen
herleven
en
de
stedelijke
zelfstandigheid
te
doen
herstellen.
Dan
volgt
de
hervormingsperiode,
die
aanvangt
onder
Schimmelpenninck
en
voortgezet
wordt
onder
Koning
Bodewijk
en
last
not
least,
de*
inlijving.
Vooral
de
laatste
periode
wordt
door
deze
publicaties
helder
belicht;
duidelijk
bewijzen
zij
dat,
moge
deze
periode
veel
onduldbaren
drang
hebben
meegebracht,
tevens
de
grondslag
wordt
gelegd
voor
veel
nieuws
en
voortreffelijks.
De
tentoonstelling,
die
Zaterdag
21
Maart
11.
door
den
wethouder
voor
de
kunst
-
zaken,
den
heer
Ed.
Polak,
geopend
werd,
zal
duren
tot
September
a.s.
Zij
wordt
gehouden
inde
ruime
benedenzaal
van
het
museum.
Een
Lastageweg.
Een
onzer
leden,
de
heer
H.
Rutters
heeft
den
wensch
geuit,
dat
bij
het
geven
van
namen
aan
de
nieuwe
straten
op
het
terrein
van
de
afgebroken
Jonker-
en
Ridderbuurt,
ook
de
herinnering
zou
worden
vastgelegd
aan
de
Lastage,
die
eertijds
op
deze
plaatswas.
Deze
wensch
is
thans
in
vervulling
gegaan.
In
het
laatst
van
Februari
verscheen
in
het
gemeenteblad
het
ivoorstel
van
R.
en
W.,
om
aan
bovengenoemde
nieuwe
straten
de
namen
te
geven
van
Nieuwe
Jonkerstraat
en
Nieuwe
Ridderstraat,
alsmede
Lastage
-
weg
en
Montelbaanstraat.
En
zij
maakten
hierbij
deze
historische
kantteekening:
„dit
gedeelte
van
Amsterdam,
Lastaadje
genaamd,
was
inde
15e
eeuw
een
be
-
drijvige
voorstad,
vanwaar
de
schepen
afvoeren.”
„Hier
stonden
loodsen,
schuren,
lijn
-
banen,
houtwallen,
pakhuizen
en
scheeps
-
timmerwerven
en
vond
het
ballasten,
belasten
en
ontlasten
der
schepen
plaats.
38